En wat nu, meneer Fortuyn?
In de politieke verhoudingen voltrekt zich een aardverschuiving. Paars dreigt bijna een kwart van zijn zetels (25 van de huidige 97) in de Tweede Kamer kwijt te raken.
Maar het is niet de oppositie die, na acht jaar harde strijd tegen het neoliberale monster, van het grote ongenoegen in het land profiteert. Als spreekbuis van de weerzin tegen het volledige Haagse politieke circuit heeft zich de heer Fortuyn uit Rotterdam ontpopt. Als er van de week verkiezingen voor de Tweede Kamer waren gehouden had hij achttien zetels gewonnen.
Fortuyn vertegenwoordigt blijkbaar meer dan alleen zichzelf. Zijn opvattingen vinden weerklank onder brede lagen van de bevolking. Zijn tegenstanders dienen daarom af te zien van het slappe wapen van de ironie, naar ChristenUnie-lijsttrekker Veling woensdagavond erkende. Die meende onlangs nog het fenomeen Fortuyn adequaat tegenspel te bieden door een ironische open brief aan hem te richten.
Het is ernst nu, en daar zijn ook de lijsttrekkers van de andere politieke partijen inmiddels achter. Alleen weten ze zich totaal nog geen houding tegenover de nieuwe held van de kiezers aan te meten.
Dat werd op een wel heel pijnlijke wijze duidelijk in het nachtelijke lijsttrekkersdebat na afloop van de verkiezingsavond. Als kleine kinderen van wie zojuist een snoepje was afgepakt, zaten de Haagse heren mokkend en verongelijkt tegenover een gloriërende Fortuyn.
Vooral PvdA-leider Melkert deed zijn uiterste best zijn dédain voor Fortuyn kenbaar te maken. Met regenteske arrogantie weigerde hij hem aan te kijken, waarop Fortuyn aan het einde van het gesprek lachend de hoop uitsprak dat „de heer Melkert” voortaan wat minder verzuurd en wat vrolijker met hem zou willen debatteren.
Melkert heeft zijn falen inmiddels toegegeven. Als er aan het einde van het debat opnieuw een peiling zou zijn gehouden, zou Fortuyn immers opnieuw zetels hebben gewonnen.
Over de oorzaken van het grote ongenoegen onder de bevolking is al veel gezegd en geschreven. Paars zou vernieuwing brengen, maar het resultaat -een elitaire en besloten bestuurscultuur- is erger dan het ’gepolder’ ten tijde van het CDA. De werkloosheid daalde, het financieringstekort verdween, maar het totaal ontbreken van levendig contact met de mensen in het land leidde ertoe dat paars de problemen die deze mensen werkelijk ter harte gaan -de onveiligheid, de wachtlijsten, het onderwijs- vooral liet liggen.
Uit de vorige aardverschuiving -die van 1994, toen het CDA uit het centrum van de macht verdween- viel een belangrijke maatschappelijke ontwikkeling af te lezen: die van de secularisatie en de ontzuiling. Paars was de representant van de ideologieloze jaren ’90.
Voor de kiezers heeft het verdwijnen van oude tegenstellingen echter vooral tot onduidelijkheid geleid. Is hun stem op Fortuyn vooral, en misschien zelfs uitsluitend, een vorm van protest om de politiek wakker te schudden? Willen ze hem nu een kans geven, ook al hebben ze er misschien weinig vertrouwen in dat Fortuyn zijn grote verantwoordelijkheid aankan? Overigens delen kiezers gemakkelijker een proteststem uit bij gemeenteraadsverkiezingen dan bij de serieuzere kamerverkiezingen.
Naast bezinning over de oorzaken van de aardverschuiving dient er daarom ook enige reflectie over de gevolgen van de aardverschuiving op gang te komen. Wat gaat Fortuyn doen met het vertrouwen dat de kiezers hem willen schenken? Tijdens het lijsttrekkersdebat zei hij verstandige dingen. Hij wees erop dat paars tientallen miljarden in de publieke sector heeft gedumpt zonder dat het tot aanwijsbare resultaten heeft geleid. Geen cent extra dus meer, maar hervormen en saneren. Hij osprak het verwijt -lees: de verdachtmaking- tegen dat hij slechts uit is op een verdeelde samenleving, waarin groepen mensen tegenover elkaar komen te staan.
Wat Fortuyn wil, verschilt uiteindelijk niet veel van wat CDA-lijsttrekker Balkenende wil: een samenleving met een fundament dat de waarden en normen weerspiegelt die Nederlanders delen. Geen multiculturele dus. Het behoeft nauwelijks betoog dat dat fundament verschilt van het ideaal dat de klein-christelijke fracties voor ogen staat.
Fortuyn staat nu voor twee grote taken, een theoretische en een praktische. Hij moet duidelijk maken dat al zijn uitlatingen worden gedragen door een consistente politieke filosofie en meer zijn dan een opportunistische reactie op het volksgevoelen. Voorlopig laten zijn uitspraken zich het best herleiden tot een bepaalde variant van het conservatisme -niet de beste overigens-, die bovendien sterk gekleurd is door het denken van de generatie van 1968.
De praktische taak waar Fortuyn nu voor staat, is niet minder omvangrijk. Rotterdam -waar hij in één klap de grootste partij is en nu het initiatief moet nemen bij de onderhandelingen over het college- wordt zijn eerste grote testcase. Een gewoon mens zou daar zijn handen al meer dan vol aan hebben. Maar nu moet Fortuyn aanstaande donderdag via een boekpresentatie ook nog zijn programma voor de landelijke politiek uitleggen. En ondertussen is hij druk bezig -gesteund door zijn vrienden van de Rotterdamse Speakers Academy- een kandidatenlijst op te stellen. Voor Rotterdam heeft hij momenteel niet eens genoeg bekwame kandidaten. Voor de Tweede Kamer resten hem nog enkele weken. En zal hij die lijst weten om te smeden tot een hecht en betrouwbaar team, dat in staat is deel uit te maken van een coalitie?
Ondertussen moet hij ook nog campagne voeren. De vraag is of er genoeg bekwame mensen om hem heen staan die hem bij dit alles helpen. En vooral: of hij van die hulp gediend is, óf dat hij in de veronderstelling verkeert dat hij zelf de enige is die deze taak aankan.
Een eclatante overwinning is een felicitatie waard. Maar wanneer we proberen de gevolgen van die overwinning te overzien, dringt zich de vraag op: En wat nu, meneer Fortuyn?