Bezorgdheid is er ook over een wetsvoorstel om enkele bestaande wetten ter bestrijding van extreme activiteiten te amenderen en uit te breiden, zo meldt de Noorse nieuwsdienst Forum 18.

Tot de organisaties die de wetsvoorstellen bekritiseren, behoren het Kazachse Internationale Bureau voor de Mensenrechten, het Helsinki Comité in Alma-Ata en het Internationaal Centrum voor ”Not-for-Profit Law”. Volgens hen dreigen de voorstellen de rechten van individuen in te perken.

Ninel Fokina, hoofd van het Helsinki Comité in Alma-Ata, verklaarde tegenover Forum 18 dat ze gelooft dat de nieuwe dan wel herziene wetten vooral de rechten van belijders van een godsdienst zullen inperken. Fokina zegt gealarmeerd te zijn door het feit dat het woord ”religieus” tienmaal voorkomt in het wetsvoorstel betreffende de bestrijding van extremistische activiteiten, terwijl religie en extremisme toch verschillende zaken zijn.

Het wetsontwerp biedt openingen om gebruikt te worden tegen religieuze groeperingen die de autoriteiten niet willen toestaan, waaronder de niet-geregistreerde baptisten. Een duidelijke definitie van extremisme wordt namelijk niet gegeven. Artikel 1 van het ontwerp definieert extremisme als „de organisatie en/of het uitvoeren van acties door een persoon, groep mensen of organisatie in de naam van organisaties die formeel worden erkend als extremistisch.” Deze definitie is, schrijft Forum 18, dermate vaag dat zij ook kan worden toegepast op religieuze gemeenschappen.

Ook andere artikelen in het wetsvoorstel en de voorgestelde wetswijzigingen kunnen gemakkelijk worden misbruikt, aldus de nieuwsdienst. Zo toont Roman Podoprigora, specialist op het terrein van de godsdienstwetgeving, zich bezorgd over deel 2 van artikel 6 van het wetsvoorstel en de amendementen op artikel 317-7 van de Burgerlijke Procedure Code. Artikel 6 deel 2 verplicht de Kazachse inlichtingendiensten „binnen de grenzen van hun competentie, de overheid de documenten in handen te geven die kunnen dienen als bewijsmateriaal dat vereist is om een buitenlandse of internationale organisatie die extremistische activiteiten uitvoert in het territorium van andere staten te identificeren.”

Podoprigora geeft het volgende voorbeeld: „Christelijke religieuze organisaties en Jehovah’s Getuigen worden in veel Arabische Staten en in Noord-Korea niet getolereerd. In theorie zou dit kunnen betekenen dat de Kazachse autoriteiten kunnen besluiten religieuze groeperingen te verbieden op basis van informatie die zij hebben ontvangen van de inlichtingendiensten van onderdrukkende regimes.”

Religieuze leiders in Kazachstan lijken de voorgestelde veranderingen, voorzover die hun al bekend zijn, gewoon over zich heen te laten komen. „Ik heb het wetsvoorstel over de bestrijding van extremistische activiteiten zelf niet gelezen, maar ben ervan overtuigd dat het de rechten van moslims in geen enkel opzicht zal inperken - we hebben een uitstekende verhouding met de autoriteiten”, zei Ongar Omerbek, persofficier van een landelijke moslimorganisatie, tegen Forum 18.

Roman Dudnik, hoofd van het Protestantse Emmanuel-genootschap, verklaarde de inhoud van de wetsvoorstellen evenmin gelezen te hebben en er dus ook nog geen commentaar op te kunnen geven.

Dezelfde Dudnik ontkende onlangs tegenover de Noorse nieuwsdienst dat er in Kazachstan sprake is van een toenemende politieke verharding ten opzichte van christenen, dit naar aanleiding van berichten dat er in het afgelopen jaar al verschillende niet-geregistreerde baptistengemeenten zijn beboet. „De recente gevallen van vervolging van niet-geregistreerde baptisten zijn niets meer dan individuele acties van ambtenaren in afgelegen provincies”, aldus Dudnik. „De rechtspositie van gemeenteleden is het afgelopen jaar juist verbeterd. De wetgeving rondom registratie van gemeenten wordt op dit moment opnieuw herzien. Een aanpassing van de wetgeving zal het functioneren van kleine christelijke groeperingen aanzienlijk gemakkelijker maken.”