Kerk & religie

Meeste Denen geloven het wel

De luthers-evangelische staatskerk in Denemarken is een succesverhaal. Een herziening van de hechte relatie met de overheid is dan ook niet in aan de orde. Dat standpunt blijkt de politieke meerderheid in dit land te huldigen na enkele maanden waarin de discussie oplaaide over het theologische fundament van de kerk, officieel bekend als de Folkekirke.

Wim Verseput
28 July 2004 08:25Gewijzigd op 14 November 2020 01:28

De formulering ’succesverhaal’ is afkomstig van de liberale minister van Kerkzaken, Tove Fergo, die niet moe wordt de status van de Folkekirke overal en waar nodig te verdedigen. Eén ding is duidelijk: de frequentie waarmee de bewindsvrouw -voor haar ministerschap zelf predikante- het moet opnemen voor de grondwettelijk vastgelegde status van de kerk, neemt wel toe. Sinds de Zweedse zusterkerk (Svenska Kyrkan) in 2000 de banden met de overheid doorsneed en ook in luthers Noorwegen langzaam maar zeker wordt toegewerkt naar een zelfstandige positie, groeit het koor der Deense critici flink.

Eén beroemde landgenoot hebben ze daarbij aan hun zijde, de filosoof en theoloog Søren Kierkegaard, die al in de negentiende eeuw geen goed woord over had voor het gehalte van het christendom in een door de staat overeind gehouden kerk. Dat deert Fergo en de politieke meerderheid echter allerminst. Het succes van de Folkekirke zit voor haar, respectievelijk hen, niet in de mate waarin het instituut in kwestie de belijdenis weet te handhaven, maar in de aansluiting die het vindt bij de massa.

„Terwijl bijvoorbeeld de EKD (de Duitse Evangelische Kerk) en de Church of England de grootste moeite hebben om de mensen vast te houden, bloeit de Folkekirke volop. Vijfentachtig procent van de bevolking is lid en betaalt kerkbelasting. Vrijwillig wel te verstaan, want niemand is verplicht lid te zijn”, aldus de minister, die in dit verband benadrukt dat de staatsrechtelijke verhouding Folkekirke/overheid geen enkele beperking inhoudt voor de vrijheid van godsdienst. Van enige tegenstelling tussen het Deense kerkmodel en de internationale conventies inzake de grondrechten is naar haar opvatting dan ook geenszins sprake.

Een tikkeltje internationaal gevoelig ligt dit punt desondanks wel degelijk. Met name omdat niet-leden zich om diverse redenen niet volledig kunnen distantiëren van de Folkekirke. De kerkelijke bureaus vervullen de functie van bevolkingsregister en daarmee krijgt nu eenmaal iedereen wel een keer te maken, van moslims tot atheïsten. Belangrijker is mogelijk nog bij velen het bezwaar dat de Folkekirke via de rijksbegroting ook geld krijgt buiten de opbrengst van de kerkbelasting om.

Iedereen betaalt derhalve mee, of men wil of niet. De critici laten niet na juist bij deze twee pijnpunten de vinger te leggen in hun pleidooi voor een herziening van de grondwet. De voorstanders van een status-quo -met bewindsvrouw Fergo voorop- menen niet dat hier onoverkomelijke problemen liggen. „Van de bevolking vindt 73 procent de relatie tussen staat en kerk prima zo. Het gaat erom dat niemand wordt gedwongen om iets te geloven waar men niet achter staat. De vrijheid van godsdienst is vastgelegd in 1848, maar tegelijkertijd heeft toen de Folkekirke haar speciale status gekregen. Die houdt in dat de grondwet bepaalt dat de Folkekirke wordt ondersteund door de staat. Er is anders gezegd wel vrijheid van godsdienst, maar geen gelijkheid van godsdienst. Die verhouding past kennelijk goed bij de volksaard”, verklaart Fergo.

Dat de Folkekirke qua ledental als een succesverhaal kan worden gekenmerkt, hangt tevens samen met de geestelijke ruimte die de kerk biedt, zo geeft ze toe. „Die ruimte moet er ook blijven. Deze is een deel van het succes. De organisatorische structuur van de kerk is vlak. De parochieraden worden democratisch gekozen met om de zoveel jaar verkiezingen en die raden bepalen binnen de bestaande regels helemaal zelf hoe en wanneer er kerkdiensten worden gehouden, waar het geld naartoe gaat en welke activiteiten er op touw worden gezet voor de parochieleden. Er zijn verder wel bisschoppen, maar geen aartsbisschoppen en er is ook geen synode. Niemand kan zich namens de Folkekirke uitspreken over een bepaalde aangelegenheid. De Folkekirke heeft 4 miljoen verschillende stemmen. Die hoef je niet te proberen in gijzeling te nemen voor je standpunten.”

Dat neemt niet weg dat de luthers-evangelische belijdenisgeschriften (de Kleine Catechismus van Luther en de Augsburgse Confessie) de muur vormen waar de door Fergo hooggeprezen ruimte in de Folkekirke meteen ophoudt. Sterker nog: moet ophouden, want als een parochiepredikant sterk afwijkt van de leer en bijvoorbeeld beweert dat hij niet meer in God gelooft, treden vrijwel automatisch de mechanismen in werking om zo iemand tot de orde te roepen.

Via de bisschop is dan tevens het staatsapparaat gedwongen zich te bemoeien met theologische kwesties. Bij gebrek aan een synode komt de ’dissident’ voor een speciale theologische kamer van de wereldlijke rechtbank. Zo’n geval doet zich juist op dit ogenblik voor, waardoor de tegenstanders van de verplichtende relatie kerk/staat opnieuw koren op hun molen hebben gekregen: „Want hoe kan een staat neutraal zijn in geestelijke zaken die zijn justitiële apparaat inschakelt om dominees bij de rechte leer te houden?”

Maar dat treft Fergo en haar politieke medestanders al net zo min als alle andere argumenten. „De rechterlijke macht is nog weer wat anders dan de regering. De regering doet onder geen beding uitspraken over het geloof van iemand, ook niet over het geloof van dominees in de Folkekirke. In feite is Denemarken een van de landen met de hoogste tolerantiegraad op religieus gebied.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer