Nederig
Zo’n ziel is heilig radeloos. Zij ziet niets meer in zichzelf waardoor zij haar arme ziel kan redden. Zij roept uit: „Lieve Heere, wat moeten wij doen om zalig te worden?”Zo een kan het bij zichzelf niet houden en dringt door alles heen naar God en naar de Heere Jezus om hulp en redding te zoeken. Zij wordt door de Heere Jezus vriendelijk uitgenodigd. Zie maar de voorbeelden van de tollenaar en de verloren zoon. Deze overtuiging is zo’n bedroefde niet tot een last. Die wenst hier niet van ontslagen te worden, ja vreest dat die zal overgaan. Eén traan om Jezus te mogen schreien, is voor zo’n ziel aangenamer dan de gehele wereld. Ze zegt wel eens met Jesaja (22:4): „Wendt het gezicht van mij af, laat mij bitter wenen.” Zo’n ziel laat zich niet op valse gronden geruststellen, daar is ze zo benauwd voor als voor de dood.
Deze ware geestelijke, zaligmakende overtuiging, die een onberouwelijke bekering werkt, is een vrucht van de Heilige Geest, want die Geest zal de wereld overtuigen van zonde, gerechtigheid en van oordeel. Die Geest werkt door uitwendige en inwendige middelen. Tot de uitwendige middelen behoort de prediking van de wet, want door de wet is de kennis van de zonden. Er hoort ook bij de prediking van het Evangelie, waardoor men ziet dat we alles missen wat wij tot de zaligheid nodig hebben.
Gerardus van Aalst, predikant te Westzaandam (Geestelijke mengelstoffen, 1758)