Gemeenschap der heiligen
Psalm 122:6
„Bidt om de vrede van Jeruzalem; wél moeten zij varen, die u beminnen.”
U ziet wat onze wensen moeten zijn: niet anders dan dat God de heilige vergaderingen, die Hij door de stem van het Woord en de Heilige Geest op verscheidene plaatsen van de wereld verzamelt, met Zijn goederen en gaven van vrede verrijkt. Dat Hij haar getrouwe arbeiders zendt, dat Hij van haar bijenkorven alle hommels weert, en verder dat Hij de harten van verschillende volkeren, met de lijm van het zaligmakend geloof en van oprechte liefde samengevoegd, zo wil verenigen, dat er waarlijk over de gehele wereld de gemeenschap der heiligen is.
Maar laten we inzonderheid de vrede en de rust van de Nederlandse kerk door onze gebeden bij God aanbevelen. Dat zij, die door Gods genade nu opnieuw begint te groenen, door Zijn goedheid voortaan met nieuwe helderheid blinkt. Want als de kerk in welstand verkeert, zal ook de Republiek in welstand verkeren. En als de Republiek in welstand is, zal de welvaart van het gehele volk buiten gevaar zijn. En niet tevergeefs zullen wij ons Jeruzalem vrede wensen. Maar wijzelf zullen ook komen tot de gemeenschap van die zegen, die wij voor haar door onze wensen verkrijgen. Want dat geven die hartelijke woorden te kennen: „wél moeten zij varen, die u beminnen.” Dat zijn zij die uw zaak, o kerk, met ernst behartigen, die voor u waken en bidden.
Abraham Scultetus, hoogleraar in Heidelberg (”Preek op de Synode te Dordrecht”, 1618)