Rechter buigt zich over afpersingszaak IKEA
De rechtbank in Amsterdam buigt zich donderdag en vrijdag over de afpersingszaak van IKEA, ruim anderhalf jaar nadat het meubelconcern te maken kreeg met bommeldingen bij twee van haar vestigingen. Justitie verdenkt twee Poolse mannen van het afpersen van de meubelgigant. Zij zitten sinds januari vorig jaar in de cel en hebben nog nauwelijks hun mond opengedaan over de zaak.
IKEA kreeg eind 2002 een dreigbrief, waarin stond dat in de filialen in Amsterdam en Sliedrecht explosieven waren geplaatst. De afpersers eisten een kwart miljoen euro. In beide vestigingen werden inderdaad explosieven gevonden. In Sliedrecht kwam de bom tot ontploffing in een politiebureau, toen experts die onderzochten en onklaar wilden maken. Twee bomexperts raakten gewond. Alle tien IKEA–vestigingen in Nederland werden tijdelijk gesloten en onderzocht op de aanwezigheid van bommen.
In januari 2003 werden in Portugal twee verdachten aangehouden, J.S. (Szymanski) en W.S. (Szankowski). De twee mannen hebben tot dusver vooral gezwegen over het voorval, danwel ontkend er iets mee te maken te hebben. Ze hebben alleen verklaard twee Russen van Duitsland naar Nederland te hebben gereden om hen de camerabewaking van IKEA–vestigingen te laten inspecteren.
Het Openbaar Ministerie (OM) hecht weinig tot geen geloof aan het verhaal. Het OM beschikt vooral over technisch bewijs in de zaak, waaronder videobeelden en sporen van explosieven die zijn gevonden in de woning waar een van de verdachten verbleef. Uit stemmenonderzoek bleek verder dat de stem van een van de verdachten identiek is aan de stem van de persoon die IKEA belde om het concern af te persen.
In november vorig jaar vond de rechtbank al dat het onderzoek tegen de twee verdachten „onwenselijk lang" duurde. Ook het OM toonde zich daar niet gelukkig mee. De oorzaak van de vertraging lag grotendeels aan de overbelasting van de rechter–commissaris in Amsterdam. Onder leiding van de rechter–commissaris moesten getuigen in het buitenland worden gehoord. Het is mogelijk dat de lange duur van het onderzoek ten voordele van de verdachten wordt meegewogen in de strafoplegging, als de rechtbank tot een bewezenverklaring komt.