„Paradox rond hulp burger aan politie”
In toch al veilige wijken verloopt samenwerking tussen politie en burgers veel beter dan in onveilige buurten. Dat blijkt uit onderzoek van de organisatie Politie en Wetenschap, dat wordt gefinancierd door het ministerie van Justitie en Veiligheid.
Daardoor ontstaat „de paradoxale situatie” dat buurten die te maken hebben met beperkte criminaliteit de burgerinzet goed hebben georganiseerd, terwijl minder veilige wijken die samenwerking tussen politie en buurtbewoners veel minder goed op orde hebben, schrijven de onderzoekers in een rapport.
In rijkere buurten hebben bewoners vaak korte lijnen met gezagsdragers, waardoor ze bijvoorbeeld portofoons voor patrouillerende vrijwilligers kunnen regelen. In armere wijken gaat dat minder soepel. „En dat terwijl de nood er vaak juist hoger is, omdat in die wijken meer overlast en criminaliteit is. En omdat burgers die in die wijken samenwerken met de politie grotere risico’s lopen.” Daarbij moet worden gedacht aan bijvoorbeeld represailles van drugscriminelen over wie buurtbewoners hebben geklaagd.
De onderzoekers vrezen dat veilige buurten een nog beter georganiseerde samenwerking tussen politie en burgers krijgen, terwijl minder veilige wijken „nog verder achterop raken.”
Extra lastig is, zo betogen de onderzoekers, dat burgers in achterstandswijken vaak toch al niet zitten te wachten op de politie. „Waardoor ook bij de wijkagenten zelf soms de neiging ontstaat om afstand te houden.”
De onderzoekers zijn kritisch over het feit dat in buurtpreventie-apps burgers zich lang niet altijd beperken tot meldingen over situaties die te maken hebben met criminaliteit. „Vormen van onbetamelijk en onfatsoenlijk gedrag” worden ook doorgegeven. In een van de onderzochte wijken in een dorp was de wijkagent „weinig alert” op „onterechte criminalisering van buitenlanders” door burgers die deelnemen aan een appgroep.