Niet uitblussen
Men zal mij vragen: Hoe komt deze zwakheid in de vromen? Dat komt doordat ze, zolang ze in dit onvolmaakte leven zijn, een lichaam des doods omdragen waarmee ze zo veel strijd hebben. Dit vindt niet plaats zonder de toelating van God, want Hij weet dat de mens zo snel steunt op zijn eigen krachten en daarom wil Hij hem tot erkentenis van zijn zwakheid brengen. Hij wil Zijn almacht in hun onmacht, Zijn kracht in hun zwakheid, Zijn eer in hun nederigheid betonen en groot maken.Het gaat daarmee als met een die gezond en sterk is en zich een lang leven verbeeldt en meent dat hij met de dood een verbond heeft gemaakt. Wordt hij echter ziek, dan verandert zijn gemoed. Hij ziet hoe broos en ellendig het menselijk lichaam is. Zo gaat het ook in de geestelijke staat. Dit heet een gekrookt riet en dat heet een rokende vlaswiek.
Welke genade is er voor zulke zwakken bereid? De eerste zal God niet verbreken en de andere zal God niet uitblussen. Het beduidt zoveel als dat God met onze zwakheden geduld wil hebben. Gelijk een vader, wanneer zijn zoon uit zwakheid een misslag maakt, deze niet straft. Zo wil God ook met onze zwakheden omgaan. Indien wij niet moedwillig doch uit zwakheid zondigen, wil hij ons van voor Zijn aangezicht niet verwerpen, noch verstoten. Hij wil het verlorene zoeken en terugbrengen.
C. Mel, predikant te Hersfelt (Duitsland) (De geopende genadetroon, 1712)