Dit volgt uit een uitspraak van de Raad van State. De hoogste bestuursrechtbank vernietigde op aandringen van minister Peijs van Verkeer en Waterstaat een uitspraak van de rechtbank in Utrecht.

De Utrechtse bestuursrechter bepaalde eind vorig jaar dat een man uit Bunschoten die bij zijn aanhouding op de Vaartweg een paar keer verkeerd had geblazen, recht had op een tegenonderzoek in de vorm van een bloedproef. De politie had de man echter in de categorie ademtestweigeraars geschaard omdat hij drie van de vier keer te zacht had geblazen. Daardoor was het ademonderzoek zonder resultaat gebleven.

De man, die inderdaad wat te veel had gedronken, had daarmee zijn recht op een tegenonderzoek verspeeld. De politie meldde de zaak bij het ministerie van Verkeer van Waterstaat, die de man prompt verplichtte de driedaagse EMA-cursus van 276 euro te volgen. De Bunschotenaar ging tegen het ministerie in beroep bij de bestuursrechter in Utrecht.

Volgens de rechtbank mag een dronken automobilist een bloedproef verzoeken zodra de politie het resultaat van de ademanalyse heeft meegedeeld. Er is altijd een resultaat, redeneert de rechtbank, ook als de ademtest is mislukt. Om die reden besliste de rechtbank dat bloedafname ten onrechte is geweigerd en dat daardoor de Bunschotenaar ten onrechte op cursus is gestuurd.

De Raad van State gaat niet mee in deze redenering. Alleen als een ademtest is geslaagd, kan de verdachte een tegenonderzoek vragen, zo heeft het rechtscollege bepaald in het hoger beroep van de minister.

Het ministerie staat bij een mislukte ademtest alleen een bloedproef toe als de chauffeur astmatisch is of om andere medische redenen niet goed kan blazen.

De Bunschotenaar is niet strafrechtelijk vervolgd omdat zijn strafzaak werd geseponeerd wegens gebrek aan bewijs.