Prof. De Hart: Grote Nederlandse kerken verliezen 267 leden per dag
Het SCP-rapport brengt woensdag slecht nieuws voor de grote Nederlandse kerken, vindt prof. dr. Joep de Hart. „Hoewel er in onze samenleving veel onduidelijkheid heerst in moreel opzicht, slaan mensen de weg naar de kerk niet in.”
In het woensdag verschenen rapport ”Christenen in Nederland” staat veel „wat men eigenlijk al wel wist”, aldus de senior wetenschappelijk medewerker bij het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). „De ontkerkelijking in Nederland gaat door.”
Uit het rapport blijkt onder meer dat de helft van de jongeren die opgroeit in een kerkelijke traditie, daadwerkelijk lid van een kerk blijft. De andere helft vertrekt. En wie de kerk eenmaal verlaten heeft, blijft bijna altijd weg. „Tandpasta die uit de tube is, komt daar niet meer in.”
Hoe uniek is de ontkerkelijking die zich in Nederland voordoet?
„Ik durf de stelling te verdedigen dat de verzuiling en de opleving van kerkgang in de periode tussen 1850 en 1950 uniek was en dat we nu terugkeren naar een normaal patroon. Immers, ook in de eeuwen voor 1850 waarschuwden predikanten regelmatig tegen laksheid onder de bevolking.”
Wat vindt u van de situatie?
„Het is niet het einde van alles. Als socioloog zie ik religie als een fenomeen waaraan heel veel verschillende kanten zitten. De kerk is slechts één bedding van religie. Maar persoonlijk vind ik de ontkerkelijking heel erg jammer. Al benadruk ik daarbij dat een christen leeft uit hoop, niet uit pessimisme of fatalisme.”
Waarom verlaten Nederlanders sneller de kerk dan mensen elders in Europa?
„Nederlanders zijn consequent. Als ze het niet eens zijn met wat er in de kerk gebeurt, zeggen ze hun lidmaatschap op. In Zuid-Europese landen blijven mensen lid, terwijl ze de kerkelijke opvattingen met een korrel zout nemen. Qua opvattingen onderscheiden kerkleden zich daar namelijk nauwelijks van hun niet-kerkelijke landgenoten.”
Het rapport gaat vooral over de Protestantse Kerk in Nederland en de Rooms-Katholieke Kerk.
„Dat is een statistische kwestie. Op kleinere reformatorische kerkgenootschappen moet een ander soort steekproeven worden toegepast om betrouwbare conclusies te kunnen trekken. In de toekomst pakken we dat op.”
Kunt u toch iets zeggen over de stand van zaken in de kleinere reformatorische kerken in Nederland?
„Zij vertonen een stabieler beeld. Dat komt door de grote gezinnen, maar ook door de eisen die aan leden worden gesteld. Die zorgen ervoor dat mensen gemotiveerd worden om in de gemeenschap te investeren. Daarnaast is er een grote saamhorigheid. De leden houden elkaar bij de les.”
De protestantse kerkjeugd wordt kerkser, aldus het rapport. Welke verklaring geeft u daarvoor?
„Vooropgesteld: de jeugd in Nederland als geheel drijft van de kerk af. Maar de jongeren die lid blijven van de kerk, bezoeken vaker een dienst, lezen meer uit de Bijbel, enzovoorts. Het zou zo kunnen zijn dat er een harde kern van gemotiveerde jongeren in de kerk is achtergebleven.
Daarnaast hoor ik in gesprekken met jongeren dat de kerk hun duidelijkheid biedt in een tijd waarin zij veel zelf moeten uitzoeken. Bovendien wordt er nu, anders dan vroeger, echt naar de vragen en inbreng van jongeren geluisterd.
In evangelische stromingen zie dat een moderne vormgeving jongeren aanspreekt. Al is de groei van die gemeenten zeker niet genoeg om de krimp van de grotere kerken te compenseren. Zij verliezen samen 267 leden per dag. Per dag, hè.”
De migrantenkerken bloeien wel op.
„Inderdaad. Ik was verbluft toen we daar onderzoek deden. De bezieling die je in zulke gemeenten aantreft, is onvoorstelbaar. Iedereen heeft het bij immigranten over moslims, terwijl de helft van de migranten die in de afgelopen twintig jaar naar Nederland kwamen, christen zijn. In deze gemeenten worden honderd verschillende talen gesproken. Deze kerken helpen mensen bij sollicitaties en taalcursussen. In Rotterdam bespaart dit werk de burgerlijke gemeente 120 miljoen euro op jaarbasis. Daar heeft de politiek veel te weinig oog voor.”