Jagen op knip-en-plakstudenten
De dagen van de plagiërende student lijken geteld. Het aantal onderwijsinstellingen dat gebruikmaakt van zogeheten detectieprogramma’s groeit gestaag. Met behulp van deze programma’s kan het zogenaamde knip-en-plakwerk worden ontdekt.
Het aantal studenten in Nederland met docenten die toegang hebben tot het detectieprogramma Ephorus is nu 10 procent. „Ik verwacht dat het over een jaar 30 tot 40 procent zal zijn”, aldus J. Chappin, een van de oprichters van Ephorus.
Het plagiëren wordt dankzij de digitalisering steeds eenvoudiger. Een student in tijdnood of zonder inspiratie surft even op internet, zoekt een paar mooi geschreven teksten en maakt er met wat knippen en plakken een scriptie van. Maar het mes van de digitale mogelijkheden snijdt aan twee kanten. Met behulp van programma’s kunnen docenten achterhalen of een tekst overeenkomsten vertoont met webpagina’s.
Een toegevoegde waarde van detectieprogramma’s is volgens onderwijsinstellingen dat er een archief van werkstukken kan worden aangelegd. Hierdoor kan het kopiëren uit eerdere producties gemakkelijker worden opgemerkt. De Nederlandse rechtenfaculteiten hebben zelfs plannen voor het aanleggen van een landelijk archief met scripties.
De faculteit voor communicatie en journalistiek (FCJ) en de faculteit sociaal-agogische opleidingen (FSAO) van de Hogeschool van Utrecht voeren Ephorus vanaf 1 september in. De School voor Communicatiemanagement, onderdeel van de FCJ, heeft een halfjaar proefgedraaid en een aantal studenten betrapt. „Maar het gaat ons er niet om mensen te pakken. We hopen dat studenten origineel werk gaan inleveren”, aldus adjunct-directeur B. Dominicus. Ook de Universiteit Maastricht legt nadruk op het „afschrikeffect.”
Deze preventieve werking lijkt succesvol. Op de rechtenfaculteit van de Universiteit van Tilburg wordt sinds december vorig jaar gebruikgemaakt van het Zweedse programma Urkund. Hoofd ict T. Oudejans is enthousiast. „Docenten melden dat de kwaliteit van de werkstukken omhoog is gegaan. Studenten zijn immers gewaarschuwd dat hun werk gecontroleerd wordt op overschrijven van internet en zullen beter hun best doen”, verklaart Oudejans.
De detectieprogramma’s moeten echter niet als wondermiddel worden gezien. „Ephorus constateert gelijkenissen, maar trekt geen conclusies”, aldus Chappin. „Er zal altijd een docent moeten zijn die beoordeelt of er sprake is van plagiaat.” Ook stellen onderwijsinstellingen het hun leerkrachten niet verplicht de antifraudeprogramma’s te gebruiken.