De godin Asjera en haar omstreden positie in de godenwereld van Oud-Israël
Het volk Israël vereerde de godin Asjera, zo leert het Oude Testament. Onder anderen Achab en Izebel waren hierbij betrokken. Wie was de godin Asjera? En waarom ontving ze zoveel verering onder het Israëlitische volk, ondanks de waarschuwingen van de profeten van de Heere?
De godin Asjera was weer ontleend aan haar naamgenoot Atiratu uit Ugarit, een archeologische vindplaats in West-Syrië. Ds. Ferdinand van den Bosch (1968) schreef er een proefschrift over onder de titel ”De voorstelling van de godin Atiratu in de Ugaritische alfabetische teksten. Een bijdrage aan de beeldvorming van West-Semitische godin Asjera” (KokBoekencentrum, Utrecht). Hij verdedigt het vrijdag in Utrecht.
Ds. Van den Bosch is hervormd gemeentepredikant in Katwijk aan Zee. Vanaf 1997 tot 2007 werkte hij als docent Oude Testament aan seminaries in Guatemala, Costa Rica en Cuba. Ook nu geeft hij gastlessen op seminaries op Cuba.
Beeldjes
Opgegraven beeldjes van vrouwen uit Oud-Israël konden geïdentificeerd worden met de godin Asjera, legt de promovendus uit. „Ten minste in de helft van de woningen zou zo’n beeldje aanwezig zijn geweest. Meerdere teksten uit het Oude Testament laten zien hoe wijdverbreid haar verering was. Het Oude Testament zelf vertelt verder weinig over Asjera. We weten ook niet waarom de Israëlieten zich zo sterk tot haar aangetrokken voelden. Soms is er in de vertaling voor gekozen om in de vermelding van haar naam een verwijzing naar een cultusvoorwerp te zien, zoals een ”gewijde paal”.
De promovendus heeft om een beeld te krijgen van wie Asjera was, teksten geanalyseerd uit Ugarit, die spreken over haar naamgenoot Atiratu. „Je kunt die gegevens niet zomaar overnemen voor Asjera. Je moet rekening houden met een geografische en chronologische afstand, ook al ga je ervan uit dat in de loop van Israëls vestiging in Kanaän zich Kanaänieten bij het volk hebben gevoegd. Ik heb binnen de Ugaritische teksten gezocht naar karaktereigenschappen van Atiratu die dicht bij haar persoonlijke kern stonden. Van deze karaktereigenschappen mag je aannemen dat zij in meerdere teksten worden bevestigd en niet worden weersproken. Dat wijst dus op enige continuïteit.”
Moedergodin
De promovendus typeert in de vroege geschiedenis van Israël Asjera voornamelijk als een moedergodin, van wie werd gedacht dat ze voor het welzijn van het gezin en de samenleving zorgde. „Misschien is juist dit ook wel de reden waarom ze zoveel in Israël werd vereerd. Haar hoge positie, die ze volgens sommige Ugaritische teksten had, zie ik pas verschijnen in de tijd van koning Achab. Ze krijgt dan een beeld in Samaria en later zelfs een beeld in de tempel in Jeruzalem. Anders dan veelal is gedacht heeft de godin Asjera niet altijd dezelfde karaktereigenschappen gekend.”
Van Deuteronomium tot aan Koningen en ook bij de profeten wordt haar verering veroordeeld en aangewezen als afgodendienst. Ds. Van den Bosch: „Dat is ook goed te begrijpen als je bedenkt dat het welzijn van het volk, maar ook wijsheid, gaven zijn die de Heere schenkt. Deze gaven zien als geschenk van een andere god was en is afgodendienst.”
U stelt in uw proefschrift dat de term syncretisme veelal een negatieve connotatie heeft als ongewenste vermenging van Evangelie en cultuur. Hoe kan het Evangelie wel positief inspelen op de cultuur?
„Het Evangelie is in een concrete historische context geopenbaard en doorgegeven en draagt dus altijd tekenen van die tijd en cultuur. Denk alleen al aan de taal, het belangrijkste medium waardoor mensen openbaring opvangen. Wanneer wij tegenwoordig de Bijbel lezen, dan lezen we die ook vanuit onze eigen cultuur. Het is een taak voor theologen om enerzijds na te gaan of de eigen cultuur niet de boodschap van de Bijbel naar de eigen hand zet of verduistert, en anderzijds het Evangelie te verwoorden in de cultuur van vandaag de dag. Dat blijft altijd een worsteling.”
Hoe actueel is uw proefschrift als u gastlessen op Cuba verzorgt?
„Naast een groeiende christelijke kerk is er sprake van toenemende invloed van Afrikaanse godsdiensten, vooral doordat een aanzienlijk deel van de Cubaanse bevolking nakomeling is van Afrikaanse slaven. Bij veel christelijke kerken in Latijns-Amerika zie je een afwijzende houding tegenover het opnemen van karaktereigenschappen van goden uit inheemse godsdiensten in het christelijke godsbeeld. We moeten vasthouden aan een Bijbels godsbeeld. Dé vraag is dan of sommige eigenschappen daarvan dichter bij Gods hart liggen dan andere, en wat dat betekent voor de christelijke theologie.”