Hoger onderwijs pakt ’knip en plak’–student aan
De dagen van de plagiërende student lijken geteld. Het aantal onderwijsinstellingen dat gebruik maakt van zogeheten detectieprogramma’s waarmee ’knip en plak’–werk ontdekt kan worden, groeit gestaag. Het aantal studenten in Nederland met docenten die toegang hebben tot Ephorus, een van de detectieprogramma’s, is nu 10 procent. „Ik verwacht dat dat over een jaar 30 tot 40 procent zal zijn", aldus J. Chappin, een van de oprichters van Ephorus.
Het digitale tijdperk maakt het zo gemakkelijk. Een student in tijdnood of zonder inspiratie surft even het internet op, zoekt een paar mooi geschreven teksten en ’knipt en plakt’ die tot een scriptie. Maar het mes van de digitale mogelijkheden snijdt aan twee kanten. Met behulp van programma’s kunnen docenten achterhalen of een tekst overeenkomsten vertoont met webpagina’s.
Een toegevoegde waarde van detectieprogramma’s is volgens onderwijsinstellingen dat er een archief opgemaakt kan worden van werkstukken, waardoor het kopiëren uit eerdere producties makkelijker opgemerkt kan worden. De Nederlandse rechtenfaculteiten werken zelfs aan een plan om een landelijk archief met scripties aan te leggen.
De Faculteit voor Communicatie en Journalistiek (FCJ) en de Faculteit Sociaal Agogische Opleidingen (FSAO) van de Hogeschool van Utrecht voeren Ephorus vanaf 1 september in. De School voor Communicatiemanagement (onderdeel van de FCJ) heeft een half jaar proefgedraaid en een aantal studenten betrapt. „Maar het gaat ons er niet om mensen ’te pakken’. We hopen dat studenten origineel werk gaan inleveren", aldus adjunct–directeur B. Dominicus.
Ook de Universiteit Maastricht, waar het Amerikaanse My Drop Box vanaf het studiejaar 2004/2005 voor alle leerkrachten beschikbaar is, legt nadruk op het „afschrik–effect".
Deze preventieve werking lijkt succesvol. Op de rechtenfaculteit van de Universiteit van Tilburg wordt sinds december vorig jaar gebruik gemaakt van het Zweedse programma Urkund. Hoofd-ict T. Oudejans is enthousiast. „Docenten melden dat de kwaliteit van de werkstukken omhoog is gegaan." Studenten zijn immers gewaarschuwd dat hun werk gecontroleerd wordt op overschrijven van het internet en zullen beter hun best doen", verklaart Oudejans.
De detectieprogramma’s moeten echter niet als wondermiddel worden gezien. „Ephorus constateert gelijkenissen, maar trekt geen conclusies", aldus Chappin. „Er zal altijd een docent moeten zijn die beoordeelt of er sprake is van plagiaat." Ook stellen onderwijsinstellingen het hun leerkrachten niet verplicht de antifraudeprogramma’s te gebruiken.
Daarbij zullen er altijd mensen zijn die andere manieren proberen te vinden om te frauderen. Vertalen kunnen de programma’s –nog– niet en voorlopig zijn er nog tal van boeken in de bibliotheek die niet digitaal beschikbaar zijn.