Post Uit Katowice: bevolking ondanks vervuiling trots op kolenmijnen
Vorige week zat ik diep onder de grond, in een kolenmijn in de Zuid-Poolse regio Silezië. Ik was er om een reportage te maken over de internationale klimaattop die maandag begint.
De klimaattop wordt dit keer in de Poolse stad Katowice georganiseerd. Behalve veel functionerende mijnen is er in de voorstad Zabrze ook een mijnmuseum – een droom voor wie zelf wil ervaren hoe de mijnwerker zich voelt. Eerst stap je een lift in; een klein kooitje dat, nadat de bel klinkt, naar beneden rammelt, tot meer dan 300 meter onder de grond.
Daar vind je authentieke ijzeren karretjes die ooit over smalspoor door een onmetelijk labyrint het steenkool naar de lift brachten. En ook zie je hoe heden ten dage kool wordt gedolven.
Mijn gids Konrad, een 27-jarige zoon uit een mijnwerkersfamilie, liet me een reusachtige boor zien van wel twintig meter lang, die hij een ”kolenoogster” noemde. Met een soort hamerboorconstructie ploegt het monster zich door keiharde lagen steen, op zoek naar het ‘zwarte goud’.
En dan weet je nooit wat je aantreft, vertelde Konrad me: giftige gassen, grondwater of een troebele onderlaag waardoor de boel plotseling verzakt. De kolenwinning is soms levensgevaarlijk, benadrukte hij. Eerder dit jaar werden nog vijf Silezische mijnwerkers bedolven onder de aarde.
Dat juist Katowice de klimaattop herbergt is dan ook een ongelofelijk paradox. Ik denk niet dat er in Europa een regio is die meer drijft op ouderwetse kolenmijnen, waarvan we weten dat de verbranding ervan slecht is voor milieu en klimaat. En dan speelt er nog een probleem: de smog. Veel inwoners van Katowice hebben nog echte kolenkachels.
En als deze kachels nou gestookt werden met de kolen uit de mijn… Maar nee, sommige bewoners van Katowice gooien er van alles in: van huishoudelijk afval tot plastic. Hoe goedkoper, hoe beter. Zelf weet ik wat smog is. Al een reeks winters lang probeer ik te wennen aan de ‘roestgeur’ in het zuiden van Polen. Het lukt me niet. Ik ga ervan hoesten.
Inmiddels is er een hele beweging op gang gekomen om de luchtvervuiling aan te pakken. Met subsidie kunnen mensen hun kachel laten vervangen en voor de allerarmsten is er ook een tegemoetkoming in de kosten van duurdere energie. De veranderingen komen niet van de overheid; het waren klimaatactivisten die bewustwording brachten.
Diezelfde mensen proberen nu, voor de klimaattop, te lobbyen voor een kolenvrij Polen, al is het maar stap voor stap. Ik probeerde in Katowice het draagvlak voor die beweging te meten. Veel ouderen vertelden me dat alles al veel beter is dan vroeger. Jongeren willen af van de smog. Maar van de kolenmijnen? Ben je gek, dat is het leven van onze stad, en op ”Kato” zijn we allemaal trots.
Toen Konrad me –300 meter onder de grond– toestond zelf een pikhouweel ter hand te nemen, begreep ik iets van die houding. Met blote handen mepte ik tegen een donkere, zwarte muur; het gruis spatte me om de oren. Na een tijdje bezag ik hijgend mijn oogst. Als aandenken heb ik één brok meegenomen, een glinsterend stuk zwart goud, zoals Konrad het noemt. Eigenhandig gedolven. Zoals ze dat in Katowice al twee eeuwen doen.