Lieflijkheid
Jesaja 52:7a
„Hoe liefelijk zijn op de bergen de voeten van degene, die het goede boodschapt, die de vrede doet horen.”
Wat betreft de lieflijkheid van de leer van de herders die over de kudde gesteld zijn: die kan zowel gekend worden uit de benaming als uit de vruchten van het Evangelie. Hun leer wordt immers een Evangelie genoemd. Dat is een goede, blijde en gelukkige boodschap van God, de Vader, Die met ons verzoend is in Christus. Van Immanuel, Die voor ons geboren en van de Vader gegeven is. Hij is de Wijsheid voor onwetenden, de Weg voor dwalenden en de Waarheid voor twijfelenden. Hij werkt gerechtigheid voor de schuldigen en heiligmaking voor degenen die met zonden bevlekt zijn. Door Hem is er verlossing voor degenen die onder het vlees, de wereld en de vorst van deze wereld gevangen liggen. In Christus is er eeuwig leven voor sterfelijken en het Brood des levens voor de hongerigen. De profeet Jesaja noemt vier vruchten van deze lieflijke leer: vrede, goedheid, zaligheid en het rijk Gods. Die vruchten zijn aan elkaar verbonden als door een onverbrekelijke band. Waar door Gods bijzondere zegen het zaad van het Evangelie gezaaid wordt, daar bloeit de vrede. Waar de vrede bloeit, daar groeien en bloeien het goede en de zaligheid van zielen. Daarom groeten de apostelen in hun zendbrieven altijd met „de vrede Gods”, met „de genade Gods” of met „Zijn barmhartigheid.”
Johannes Polyander, hoogleraar in Leiden
(”Preek over Jesaja 52:7”, 1618)