Ernst Verduin overleefde vier kampen
„Angstaanvallen; last van claustrofobie.” Ernst Verduin heeft weinig woorden nodig om te vertellen hoe de concentratiekampervaringen zijn leven stempelden. „Je probeert ermee te leven, maar dat lukt niet geweldig. Juist niet als je ouder wordt.”
Dat wilde Verduin nog één keer vertellen. Als gastspreker is hij eigenlijk al „met pensioen”. Voor de leerlingen van het Ichthus College in Veenendaal maakte hij dinsdagmiddag een uitzondering.
Verduin is nu 91. Wat vertelde hij zijn kinderen eigenlijk over zijn gang door Vught, Westerbork, Auschwitz en Buchenwald? „Niets”, zegt zijn dochter. „Om ons te beschermen. De eerste verhalen hoorden we via m’n moeder. Zijn eigen verhaal pas toen hij gastlessen ging geven. Het leek alsof hij het er met anderen gemakkelijker over had dan met ons.”
Verduins moeder overleefde de oorlog ook. Zijn vader niet. Zijn zus ook niet. Zijn grootouders niet. Neven niet, nichten niet; hij wijst hen aan op een familiefoto. Bob en zijn broertje Frits. „Allebei vermoord.” Twee nichten. „Allebei vermoord. De ene was hoogzwanger.” Haar man werd ook vermoord. Haar ouders ook. Haar schoonouders eveneens. Omdat ze Joden waren.
Het beeld van gevangenen die naar de gaskamer werden afgevoerd, is het indringendste dat Verduin bijbleef. Hij vreesde dat het ook zijn eigen lot zou zijn toen hij, uitgeput, voelde dat de dwangarbeid hem te veel werd. Hij besloot zijn duim ernstig te verwonden. Dan mocht je genezen en hoefde je niet weg. Een Roemeense SS’er –wellicht tot dienst gedwongen– ontfermde zich over hem.
Met tyfus besmet
„Was er verdriet of hadden jullie het gevoel uitgezet?” vraagt leerling Julia. En Verduin vertelt hoe hij huilde toen hij hoorde dat zijn zus Wanda was overleden, nadat ze opzettelijk met tyfus was besmet. „Voor de villa in Bussum waar we woonden, hebben we later Stolpersteine gelegd, als herinnering aan mijn vader en mijn zus.”
Mensen die de verschrikkingen meemaakten en erover kunnen vertellen, zijn er steeds minder, zegt geschiedenisdocent C. D. van den Heuvel. In Auschwitz zijn meer dan een miljoen mensen omgebracht; van de overlevenden zijn er nog driehonderd overgebleven.
Verduin vertelde zijn verhaal voorafgaand aan de jaarlijkse herdenking bij het ”kruis op de berg”, een oorlogsmonument tussen Veenendaal en Rhenen. Het werd opgericht op de plaats waar de Duitsers op 20 november 1944 zes verzetsstrijders fusilleerden als vergelding voor een schietpartij tussen het verzet en een Duitse onderofficier. Een van de zes was ds. B. J. Ader, hervormd predikant in het Groningse Nieuw-Beerta. De zoon die twee weken voor het overlijden van de predikant werd geboren, woonde dinsdag de herdenking bij.
Ook Philip de Leeuw behoorde tot de slachtoffers. Betty Bausch-Polak (99), zijn weduwe –later hertrouwd–, kwam uit Israël over om de herdenking bij te wonen.
Marietje was negen
Op de middag dat de zes verzetslieden werden doodgeschoten, was Marietje van Ravenswaay begraven. De negenjarige leerlinge van de school van de Gereformeerde Gemeenten was doodgeschoten door een Duitse soldaat die waarschijnlijk dacht dat ze ergens voor vluchtte. Ze overleed voor de ogen van haar zusjes. Een van die zussen –de enige die nog leeft– legde dinsdag bloemen. Ze werd geassisteerd door haar kleindochter, die nu ook negen is.
In mei was Kim Phuc, het ”napalmmeisje”, op het Ichthus te gast. Ze legde een krans, voor de zes gefusilleerden. En een bloem, voor Marietje. Toen Kim Phuc werd verwond door een gifgasaanval in Vietnam, was ze negen jaar. Net als Marietje in 1944.