„Geen stewardess op de Chinook”
Haar twee jonge kinderen hebben nu nog geen idee wat mama doet. Als de oudste op de basisschool zit, komt Mariëlle Winnubst wel eens langs. Met haar helikopter.
„Ik wilde heel graag piloot worden”, verklaart Winnubst haar passie voor het vliegen. Afgekeurd voor de F-16 kwam ze in 1986 op de helikopter. De vrij onbekende Alouette III is haar toestel. „Ik trek ’m aan als een bromfiets. Inderdaad is dat het oerdegelijke ding waar de Koningin mee vliegt. Beatrix is er dol op.”
Ook de loodzware Chinook-transporthelikopter, een bakbeest met twee rotoren, kent voor haar geen geheimen. Ze was met de Chinook in 1999 op uitzending in voormalig Joegoslavië. „Buitenlanders en buitenstaanders kijken nog wel eens gek op als ze een vrouw in de cockpit zien zitten. Het is voorgekomen dat mensen niet mee wilden vliegen. Nou, dat is hun probleem.”
Vanwege het tienjarig bestaan van het Defensie Vrouwen Netwerk (DVN) luisterde de ambtelijke en militaire top van de krijgsmacht vanmiddag in de Julianakazerne in Den Haag naar de wensen van de dames in uniform. DVN wil de positie van de vrouw binnen de krijgsmacht versterken en de doorstroming van dames naar hogere posities bevorderen. De bevelhebbers van landmacht, luchtmacht, marine en marechaussee (allen mannen) stelden zichzelf de vraag of ze genoeg doen om dames binnen te halen en te houden.
Het duurde tot begin jaren tachtig voordat alle functies bij de luchtmacht openstonden voor mannen en vrouwen. Kinderopvang, deeltijdwerken, voedingsrecht en ouderschapsverlof zijn inmiddels gemeengoed en moeten vrouwen stimuleren het luchtmachtblauw aan te trekken. De luchtmacht heeft momenteel 1005 vrouwelijke militairen in dienst, onder wie 25 vliegers. Dat is ’slechts’ 8,6 procent van het totaal. Streeft de staatssecretaris van Defensie naar 12 procent vrouwen, de luchtmacht gaat veel verder. In 2012 moet eenvijfde van het personeel vrouw zijn.
De 38-jarige Mariëlle en haar man hebben twee kinderen: Ricus van 2 jaar en Matthijs van 5 maanden. Sinds januari, het einde van haar bevallingsverlof, is Winnubst weer te vinden op de vliegbasis Soesterberg. „Mijn man en ik hebben de zorg voor onze kinderen goed verdeeld. Als ik werk is hij thuis, en andersom. Ze hoeven dus niet weg.” Baby Matthijs geeft ze borstvoeding. „Dat kan hier op de basis. Mijn man komt dan even met ’m langs. De voorzieningen daarvoor zijn uitstekend.”
De Koninklijke Luchtmacht hanteert in principe de regel dat vrouwen met kinderen tot 4 jaar niet uitgezonden kunnen worden. „Dat de regel niet voor mannen geldt vond ik discriminerend”, zegt Winnubst. „Tot ik zelf kinderen kreeg. De tweede is heel erg op mij gericht. Die zou het nauwelijks merken als papa er een halfjaar niet is. Bovendien heb ik begrepen dat een scheiding van moeder en kind tijdens de eerste twee levensjaren kwalijke gevolgen kan hebben.”
De hoogste rang voor een vrouw bij de luchtmacht is luitenant-kolonel. De eerste vrouwelijke luchtmachtkolonel is volgens betrokkenen „in de maak.” Al laat het daarna nog wel enkele jaren op zich wachten voordat de eerste generaal in rok aantreedt.
Winnubst, zelf kapitein, juicht het toe als vrouwen topposities innemen. „Dat zou de luchtmacht ten goede komen. Zeker als het vrouwen zijn met een gezin. Je staat voortdurend in tweestrijd: wat heeft prioriteit? Werk of gezin? Bij de gemiddelde man is die afweging wat minder sterk.”
De omstandigheden zijn de laatste jaren wel veranderd. „Er werd vroeger lacherig gedaan als een mannelijke collega ’s ochtends vroeg belde en meldde dat hij thuis bleef omdat zijn vrouw ziek was. Nu is daar veel meer begrip voor. Steeds meer mannen willen tijd aan hun gezin besteden.”
Dat ze als vrouw opereert in een mannenwereld, stoort Mariëlle Winnubst niet. „Een deel van de maten zijn gewoon matinnen”, lacht ze. Ook de houding van haar mannelijke collega’s zag ze in de loop der jaren veranderen. Minder seksistisch. „Vliegen bij de luchtmacht heeft iets spannends. Dan komen er van die jonge haantjes die het wel even gaan doen. Nou, mij maken ze niets meer. Ik ben geen stewardess op de Chinook.”