Wehrmachtsoldaat in het verzet
Matouš Lorenzini deserteerde uit het Duitse leger, dook onder in Terschuur (bij Barneveld) en was actief in een verzetsgroep in Voorthuizen. Een fototentoonstelling vertelt zijn complexe en bijzondere levensverhaal.
In de verzetsgroep werd hij „de Tsjech” genoemd, een verwijzing naar zijn afkomst. Telkens weer in zijn leven was en bleef hij een buitenstaander. Matouš Lorenzini werd op 12 augustus 1926 geboren en groeide op in Hrádrek, in de regio Teschen, op dat moment betwist gebied. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was het onderdeel van Oostenrijk-Hongarije, daarna werd het verdeeld in een Pools en een Tsjechisch deel.
Inwoners van Teschen voelden zich vooral verbonden met de regio en minder met Polen of Tsjechië. In september 1939, toen Duitsland Polen aanviel, werd Teschen bij Duitsland ingelijfd. De bevolking moest zich laten registreren op de Volksliste.
In 1942 stond Matouš met zijn moeder en broer geregistreerd, zijn vader was aan het begin van de oorlog overleden. De registratie kende voordelen, zo werden de eigendommen van de familie niet geconfisqueerd. Maar als nieuwe ‘Duitsers’ werden de broers Lorenzini eind 1943 wel opgeroepen om de dienstplicht te vervullen. Matouš was toen 17 jaar. Om zijn familie voor arrestatie te behoeden, besloot hij gehoor te geven aan de oproep.
Matouš kwam bij het Fallschirm-Panzer-Ersatz- und Ausbildungs-Regiment Hermann Göring in Nederland terecht. In de Kromhoutkazerne in Utrecht om precies te zijn. Hij wilde echter geen Duits militair zijn.
Na de oorlog vertelde hij hoe hij exercities ontliep door verwondingen te veinzen. In mei 1944 deserteerde hij. Samen met een Poolse kameraad stal hij wapens en verliet hij de kazerne. Ze vonden onderdak in Terschuur. Het tweetal werd al snel opgepakt en wegens desertie ter dood veroordeeld. Ze werden opgesloten in een villa in Hilversum, waaruit ze tijdens nachtelijk noodweer wisten te vluchten. Ze stalen opnieuw wapens uit de kazerne in Utrecht en reisden terug naar Terschuur.
Een controle in de trein bij het station Barneveld-Voorthuizen leidde tot een schietpartij met Duitse militairen. Na hun ontsnapping kwamen de deserteurs in contact met melkhandelaar Jan van den Broek. Die nam hen op in zijn verzetsgroep, die actief was rond Voorthuizen.
Afwijkende identiteit
De achtergrond van beide mannen kwam goed uit. Meermalen ontvreemdden leden van de groep wapens en munitie uit de Utrechtse kazerne. Daarmee konden aanslagen worden gepleegd. Matouš ging twee keer mee. Hij werd volwaardig lid van de verzetsgroep. Zijn bijnaam, ‘de Tsjech’, refereerde niet aan zijn verleden in Duitse krijgsdienst, maar benadrukte wel zijn afwijkende identiteit.
Na de oorlog kostte het Matouš heel wat jaren om Nederlander te worden. Nadat Voorthuizen in 1945 was bevrijd, meldde hij zich als oorlogsvrijwilliger aan. Hij werd ingedeeld bij het nieuwe 1-8 Regiment Infanterie ‘De Veluwe’, beter bekend als ‘de Haantjes’. Oktober 1945 vertrok de eenheid naar Nederlands Indië.
Teruggestuurd
Voor Matouš duurde de diensttijd niet lang. In februari 1946 werd hij teruggestuurd naar Nederland, omdat hij „lichamelijk niet geschikt bleek voor de tropen”, aldus zijn kapitein. Matouš ging terug naar zijn geboorteland. Daar kon hij niet aarden. Naar eigen zeggen had hij, door in Westerse krijgsdienst te treden, in het inmiddels communistische Tsjechië „de schijn tegen’.
Nederlanderschap
Matouš vertrok naar het voor hem bekende Nederland en vestigde zich in Rotterdam. Hij trouwde en kreeg vier kinderen. Pas in 1958 ontving hij officieel het Nederlanderschap. Het werd hem uiteindelijk toegekend, omdat hij had gevochten voor het Nederlands verzet en het Nederlandse leger.
Matouš Lorenzini overleed in 2009 op 82-jarige leeftijd. Hij ligt begraven in Nieuwenhoorn (gemeente Hellevoetsluis).
De fototentoonstelling over Matouš Lorenzini is tot komend voorjaar te zien in Airborne at the Bridge, Rijnkade 150 in Arnhem. De expositie is gratis toegankelijk en dagelijks van 10.00 tot 17.00 uur geopend. Meer informatie is te vinden op: www.airbornemuseum.nl.