Van D. pleegde van 1993 tot en met 2002 ontucht bij vijf leerlingen van een judovereniging in Amsterdam-Oost. De rechtbank legde een deels voorwaardelijke straf op, op voorwaarde dat Van D. zich laat behandelen in psychiatrisch centrum De Waag.

De rechtbank rekent het Van D. zwaar aan dat hij voor een lange periode ontucht heeft gepleegd met jongens die hij als judoleraar onder zijn hoede had en dat hij niet tijdig heeft ingezien dat het toegeven aan zijn drang uiterst schadelijk voor de ontwikkeling van de kinderen was.

Van D. was tijdens de rechtszaak erg emotioneel. Volgens zijn advocaat werd hij door de zaak geconfronteerd met zijn eigen verleden. Van D. is in zijn jeugd meerdere malen misbruikt. De judoleraar zei tijdens de zitting dat hij spijt heeft van zijn daden, maar de rechtbank zei maandag dat Van D. slechts voor een deel in staat is tegenover zichzelf te erkennen wat hij heeft gedaan.