Parlementariër in Bagdad: Situatie Iraakse christenen erbarmelijk
„Christenen in Irak lijden onder systematisch geweld. Men wil hun taal en cultuur vernietigen en families uit elkaar laten vallen.” Daarvoor waarschuwt Habib Nafali, de Chaldeeuwse aartsbisschop van Basra.
De geestelijke stelde onlangs in een interview dat de situatie van de christelijke minderheid in Irak nauwelijks verbeterd is, ook nu Islamitische Staat (IS) overwonnen lijkt. „Het uiteindelijke doel is om christenen uit Irak te verdrijven. IS was slechts de bruutste manifestatie van dit systematische geweld, dat vele vormen aanneemt.”
Sinds de Amerikaanse invasie in Irak in 2003 zijn christenen „ontvoerd, tot slaven gemaakt, verkracht en afgeslacht”, aldus de aartsbisschop. „Iedere veertig dagen werd ergens in Irak een klooster of kerk verwoest.” Een andere Iraakse christelijke leider waarschuwde daarom onlangs al dat „een nieuwe golf van vervolging definitief het einde zal inluiden van 2000 jaar christendom in Irak.”
Hulpfondsen
De Amerikaanse vicepresident Mike Pence maakte vorig jaar bekend dat de Verenigde Staten christenen in Irak van hulpfondsen wil voorzien. Gelden uit Amerika zouden via het Amerikaans agentschap voor internationale ontwikkeling (USAID) naar lokale kerken in Irak worden gesluisd. Daarmee zou de hulporganisatie van de Verenigde Naties (UNHCR) worden gepasseerd, omdat die niet effectief functioneert. Sommige Iraakse christenen beschuldigen de UNHCR zelfs van vooringenomenheid jegens religieuze minderheden.
Volgens de Iraakse aartsbisschop Bashar Warda is er van de plannen van Pence in de praktijk echter weinig terechtgekomen. De situatie van christenen zou sindsdien zelfs aanmerkelijk verslechterd zijn. Dat had volgens hem verschillende oorzaken. Zo zouden de medewerkers van de USAID niet in staat zijn om fondsen te beheren. Ook zouden allerlei projecten die door lokale kerken in Irak werden voorgedragen ter financiering zonder opgave van redenen zijn afgewezen. Wellicht is er hierbij sprake van verschillende prioriteiten.
Gevlucht
Veel christenen zijn tijdens de opmars van IS gevlucht naar Iraaks-Koerdistan. Zij willen graag weer terugkeren naar hun geboorteplaatsen. Mona Yako is actief betrokken bij de bescherming van religieuze minderheden in Iraaks-Koerdistan. Yako stelt dat het opbouwen van een eigen gewapende militie van christenen een topprioriteit is. Een dergelijk leger moet garant staan voor de toekomstige verdediging van regio’s waar christenen wonen.
Amerikaanse financiële fondsen zouden daarom in de ogen van Yako allereerst voor dit doel moeten worden aangewend. Het is echter bekend dat Iraakse christenen met name over dit heikele punt diepgaand van mening verschillen. Dit zou mede de vertraging in het leveren van Amerikaanse financiële steun kunnen verklaren. Mona Yako noemde economische projecten als tweede noodzakelijke pilaar die het de christelijke minderheid mogelijk moet maken om te overleven.
Lange weg
Ook hier is echter nog een lange weg te gaan. Yuhanna Yusif, die werkt voor de Hammurabi Human Rights Organization, constateert dat er voor christenen in Irak niets is gewijzigd sinds Trump president werd. „De Verenigde Staten hebben ons investeringen en steun beloofd, maar tot op heden bleef het bij woorden.”
Emmanuel Yukhanna, een christelijk lid van het Iraakse parlement in de hoofdstad Bagdad, beaamt dat. „De huidige situatie van christenen in Irak is erbarmelijk. Ze moesten vluchtelingenkampen verlaten vanwege de deerniswekkende omstandigheden. Daardoor keerden ze terug naar hun dorpen, die in ruïnes waren veranderd. Ze gingen van niets naar nergens. Hun levens zijn verwoest.”