Buitenland

Breuk in de Aziatische spil

De Amerikaanse president Barack Obama verlegde zijn aandacht naar Azië. Dat zou van veel groter strategisch belang zijn dan de oude bondgenoten in Europa. Anno 2018 lijkt die koerswijziging op een mislukking te zijn uitgelopen.

6 November 2018 20:56Gewijzigd op 16 November 2020 14:34
Het Amerikaanse vliegdekschip USS Ronald Reagan voor de kust van Zuid-Korea. Al tientallen jaren hebben de Verenigde Staten een forse militaire presentie in en rond het Aziatische land. beeld EPA, Jeon Heon-Kyun
Het Amerikaanse vliegdekschip USS Ronald Reagan voor de kust van Zuid-Korea. Al tientallen jaren hebben de Verenigde Staten een forse militaire presentie in en rond het Aziatische land. beeld EPA, Jeon Heon-Kyun

„Ik ben de eerste Pacifische president”, sprak Barack Obama in november 2009 in Tokio, toen hij nog maar aan zijn eerste jaar als staatshoofd bezig was. Hij beloofde de aanwezige Aziatische leiders een „nieuw tijdperk van betrokkenheid op de wereld, op basis van wederzijdse belangen en onderling respect.”

Die betrokkenheid van Washington op de wereld zou zich voortaan veel meer dan voorheen uitstrekken tot het Verre Oosten en het gebied van de Stille Oceaan (Pacific). Obama had daarbij zijn afkomst mee, benadrukte hij in de Japanse hoofdstad. Geboren op Hawaï, opgegroeid in Indonesië. „De bril van de Pacific heeft mij geholpen mijn blik op de wereld te vormen.”

Eerder dat jaar had Obama al de hand naar de islamitische wereld uitgestoken tijdens een toespraak op de al-Azhar-universiteit in Caïro. Het was een van de redenen dat hij de Nobelprijs voor de Vrede kreeg toegekend. Datzelfde gebaar wilde hij in Tokio in de richting van Azië maken.

Volstrekt duidelijk

Twee belangrijke pijlers benoemde Obama voor zijn nieuwe strategie –”The Pivot to Asia” (De spil richting Azië)– ten aanzien van het Verre Oosten: economie en defensie. Op economisch terrein wilde hij de banden met landen in de regio, inclusief China, verder aanhalen. Op militair gebied zouden bestaande bondgenootschappen, onder andere met Japan, Australië, Zuid-Korea en de Filipijnen, worden versterkt.

Tussen de regels door was één ding volstrekt duidelijk. Ondanks de voorzichtige toenadering tot China, vooral op economisch gebied, was het Amerikaanse beleid in dat deel van de wereld uiteindelijk gericht op het inperken van de Chinese macht. Op het militaire vlak waren de Verenigde Staten Peking veruit de baas. Maar economisch voelde Washington de hete adem van de tweede economie ter wereld in de nek. Als China Amerika ooit zou voorbijstreven als economische grootmacht dan wilde het Witte Huis die dag in elk geval zo lang mogelijk uitstellen.

Obama ontkénde overigens in zijn toespraak dat de VS erop uit waren China in de tang te houden. „Integendeel, de opkomst van een sterk, welvarend China kan een bron van kracht zijn voor de gemeenschap van naties. In Peking en daarbuiten zullen we werken aan het verdiepen van onze strategische en economische dialoog en de communicatie tussen onze strijdkrachten verbeteren.”

Noord-Korea

De aandacht voor Azië en de Pacific zou overigens niet alleen om vréde draaien, benadrukte Obama. „We zullen ons niet door bedreigingen van de wijs laten brengen.” Daarmee doelde hij vooral op de nucleaire ambities van Noord-Korea, dat al tientallen jaren „heeft gekozen voor een pad van confrontatie en provocatie, inclusief het verwerven van atoomwapens.”

En passant gaf Obama George W. Bush een veeg uit de pan. Hij beschuldigde zijn Republikeinse voorganger ervan vooral de confrontatie te hebben gezocht, ten koste van het investeren in multilaterale organisaties. En Azië had Bush, afgezien van de desastreuze oorlog in Afghanistan, vooral links laten liggen.

Niets was minder waar, betoogde John Ford, lid van het Amerikaanse Judge Advocate General Corps, onlangs in een artikel in The Diplomat. „Het Aziëbeleid van de regering-Bush was een succes. Het heeft ertoe bijgedragen dat de spanningen tussen China en Taiwan historisch klein waren. Het Witte Huis heeft vrijhandelsverdragen gesloten met Australië, Zuid-Korea en Singapore en is besprekingen begonnen over wat later het Trans-Pacifisch Partnerschap is geworden. De regering heeft ook een nucleaire overeenkomst met India gesloten en een nieuwe relatie met dat land opgebouwd, terwijl ze tegelijkertijd een partnerschap met Pakistan aanging om de situatie in Afghanistan het hoofd te bieden. Een deel van dit beleid is door de regering-Obama opnieuw verpakt als onderdeel van de pivot.”

Nauwelijks verandering

Over het slagen van die ”pivot to Asia” onder Obama lopen de meningen nogal uiteen. Weliswaar sloten de Verenigde Staten diverse handelsakkoorden met landen in de regio, maar die staten zochten op hun beurt ook weer economische toenadering tot China. Op diplomatiek gebied leidde de Amerikaanse koerswijziging van het buitenlands beleid nauwelijks tot verandering in Azië.

Peking op zijn beurt zat ook niet stil. Het richtte het Asian Infastructure Investment Bank and Silk Road Fund op, financieel-economische samenwerkingsverbanden waar landen uit de regio zich maar al te graag bij aansluiten.

Op militair gebied was de koerswijziging van de VS een regelrechte mislukking, stellen de meeste analisten. „De pivot heeft de opkomst van China niet ingedamd”, stelt John Ford. „In plaats daarvan is China agressiever geworden door zijn claims op delen van de Zuid-Chinese Zee en de Senkakus (betwiste eilanden die zowel door China als Japan en Taiwan worden opgeëist) door te zetten. China is ook bezig om de militaire kloof met de Verenigde Staten te dichten. De economie groeit, evenals het aandeel in het wereldwijde bruto binnenlands product. (…) De belangrijkste doelstellingen van de pivot in Azië zijn niet gehaald en gebrek aan aandacht heeft de situatie in Europa en het Midden-Oosten alleen maar erger gemaakt.”

Dat laatste bleek maar al te zeer toen niet China, maar Rusland tekenen van expansiedrift en meer internationale bemoeienis begon te vertonen. Op de annexatie van de Krim en de Russische inmenging in het conflict in het oosten van Oekraïne had Washington nauwelijks een antwoord. Weliswaar werd ter afschrikking in allerijl reservematerieel naar Europa gestuurd en een aantal militaire oefeningen georganiseerd, maar dat heeft in Moskou nog niet bepaald tot een koerswijziging geleid.

Met het Russische ingrijpen in de oorlog in Syrië lijkt het bovendien met de Amerikaanse dominantie in het Midden-Oosten gedaan.

Prematuur

Amir Etzioni, hoogleraar internationale betrekkingen aan de George Washington Universiteit, sluit zich bij het oordeel van Ford aan. „De pivot was voorbarig. Hoewel de inschattingen van China’s militaire macht variëren, zeggen zelfs de meest havikachtige deskundigen op het gebied van buitenlands beleid dat het tientallen jaren zal duren voor het leger van de Volksrepubliek China de Amerikaanse status van supermacht zal bedreigen. Ondertussen heeft het wegkijken van het Midden-Oosten, waar een aantal urgente dreigingen blijft bestaan, de Amerikaanse belangen en die van zijn bondgenoten ondermijnd en de Chinezen onnodig in de gordijnen gejaagd.”

Volgens Aaron L. Friedberg, hoogleraar politicologie en internationale betrekkingen aan de Princeton Universiteit, is er bij de hernieuwde Amerikaanse aandacht voor Azië en de Pacific te veel nadruk op de economische component gelegd in plaats van op de militaire. „Het probleem is dat de pivot geen serieuze inhoud heeft. De acties die eruit voortvloeiden, waren vooral symbolisch van aard, zoals het sturen van een klein aantal mariniers naar Australië, of de verplaatsing van bestaande lucht- en zeestrijdkrachten.”

Ondanks de scepsis van deze analisten is het Pentagon nog altijd van plan om de Amerikaanse militaire aanwezigheid in het gebied rond de Stille Oceaan tot 2020 met zo’n 10 procent uit te breiden (zie overzicht). Het gaat daarbij vooral om extra inzet van de marine.

Trump

Het is vooralsnog afwachten of de regering van president Donald Trump die plannen zal doorzetten, of mogelijk zelfs uitbreiden. Weliswaar is het Witte Huis er veel aan gelegen om de (economische) macht van China in te dammen. Trump probeert dat echter vooral te doen via economische weg, in de vorm van het verhogen van handelstarieven.

Tegelijkertijd kondigde hij recent zeer aanzienlijke investeringen in de Amerikaanse defensie aan, niet in de laatsteplaats om de Chinese dreiging het hoofd te bieden. Amerika heeft het sterkste leger ter wereld, en dat zullen we nog sterker maken, was zijn boodschap. Waarvoor dat sterke leger dan wordt ingezet, is ondertussen de vraag. Tijdens zijn toespraak tot de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in september benadrukte Trump zijn adagium ”America First”. De Verenigde Staten zullen slechts militair ingrijpen als zij daar duidelijk voordeel van hebben. En verder moet de wereld rekening houden met een isolationistische politiek. Dat zal de ”pivot to Asia” niet op voorhand versterken, zeker niet als de voorzichtige dooi in de betrekkingen met Noord-Korea doorzet.

China moet VS voorlaten

China is in opkomst op het wereldtoneel. Die boodschap klinkt inmiddels sinds jaar en dag. Dat betekent echter nog niet dat Peking de Verenigde Staten binnenkort als de nummer één supermacht zal voorbijstreven.

Op militair gebied is dat evident. De VS hebben nog altijd verreweg het sterkste en meest geavanceerde leger ter wereld, dat in staat is meerdere conflicten tegelijk uit te vechten – althans in theorie. De honderden miljarden extra investeringen in de strijdkrachten die president Trump onlangs aankondigde, zullen die voorsprong in elk geval in stand houden en mogelijk verder vergroten.

Op economisch terrein ligt het allemaal genuanceerder, zeker nu de Verenigde Staten een meer protectionistische koers lijken te gaan varen. In tegenstelling tot de regering-Trump is Peking bepaald niet wars van globalisering en acteert het volop op het internationale economische toneel.

Maakt dat China binnen afzienbare tijd tot dé economische supermacht in de wereld? Sara Hsu, hoogleraar economie aan de State University of New York, meent van niet. „Er is meer voor nodig dan een machtsvacuüm en een rijzende economische status om een supermacht te worden.”

Kanttekeningen

Hoewel China al jaren in de wereldwijde schijnwerpers staat als opkomende economische supermacht, zijn daar de nodige kanttekeningen bij te plaatsen, betoogt Hsu in een analyse in tijdschrift Forbes. „Het Chinese vermogen tot economische hervormingen is twijfelachtig. De groei neemt af en de economische inefficiëntie neemt toe. Vooral de hervorming van de dienstensector gaat uitzonderlijk langzaam.”

Dat de Verenigde Staten na de Tweede Wereldoorlog tot supermacht konden uitgroeien, lag volgens de wetenschapper aan het feit dat de rest van de wereld, inclusief Europa en Japan, op dat moment in volstrekte chaos verkeerden.

Verder besloten wereldleiders al in 1944 dat landen hun wisselkoersen aan de goudstandaard –en daarmee aan de Amerikaanse dollar– zouden koppelen. Daarmee werd de dollar de belangrijkste munteenheid en kreeg de Amerikaanse hegemonie verder gestalte.

„China heeft niet de wereldwijde steun die de VS na de Tweede Wereldoorlog kregen waardoor er stilzwijgende overeenstemming ontstond dat Amerika het globale anker voor economische stabiliteit zou worden”, betoogt Hsu.

Die steun geniet China wel in Azië, maar niet in de rest van de wereld, meent de Amerikaanse onderzoeker. „Het is mogelijk dat die omstandigheden na verloop van tijd veranderen, maar op de korte termijn zullen we niet zien dat China het volgende Amerika wordt als het gaat om de wereldmacht.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer