Reformatie: Christus
Johannes 17:3
„En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die Gij gezonden hebt.”
Christus wil altijd de Vader de eer geven, omdat Hij alles van Hem heeft en zo ons door Zichzelf tot de Vader brengen en trekken wil. De nadruk valt op het woordje ”U”: dat zij U kennen, dat Gij alleen de waarachtige God zijt. Welke U? U, Die Jezus Christus gezonden hebt. Als zei Hij: „De Joden en de anderen hebben ook slechts één God, naar ze menen, maar U kennen ze niet: U, Die alleen waarachtig God zijt; omdat zij Jezus Christus, door U gezonden, niet kennen en zich onderwijl een god naar eigen goeddunken inbeelden, die werkelijk geen god, maar louter niets is.”
Zo ziet u hoe het woordje ”alleen” daar niet staat om Hem van de Vader te scheiden wat betreft het goddelijk wezen (omdat dat door de andere woorden al genoeg wordt voorkomen), maar juist om Hem en de Vader aan elkaar te verbinden, ja, de Vader met Zich te verenigen tegenover allen die zich een andere god inbeelden of Hem ergens anders zoeken dan in de Heere Christus.
Daar zij nu genoeg over gesproken, hoe de evangelist het artikel van de Godheid van Christus fundeert. Nu moeten we ook iets meer zeggen over de kennis, waarin het eeuwige leven bestaat, wat het is en vermag, opdat wij deze tekst als een van de waarlijk edelste hoofdspreuken in het Nieuwe Testament goed en grondig leren verstaan.
Maarten Luther, hoogleraar in Wittenberg (”Het Hogepriesterlijk gebed”, 1530)