Immink geeft kijkje in studeerkamer van predikant
Stel dat iedere kerkganger vijf woorden zou moeten opschrijven waar hij of zij aan denkt bij het kernwoord ”prediking”. Grote kans dat de uitkomst heel anders is dan die van emeritus hoogleraar Gerrit Immink in zijn boek ”Over God gesproken. Preken in theorie en praktijk”.
Samenspel, interactie, samenspraak, dynamiek en existentiële betrokkenheid. Dat zijn de woorden die prof. Immink verbindt aan prediking. Dat lijkt me, als ik me niet vergis, voor veel kerkgangers een verrassing te zijn of in ieder geval stof tot nadenken te geven. Als een kenmerk van een goed boek dit laatste is –je weer eens laten nadenken– dan is ”Over God gesproken” geslaagd.
Iemands theologische grondlijnen en denkstructuren hebben een enorme impact op de preek.
Prof. Immink geeft in zijn boek over de prediking een kijkje in de keuken van de studeerkamer. Niet zozeer in het handwerk, als wel in het denkwerk rond de prediking. In het boek klinkt deze basisovertuiging door: Schriftuitleg met het oog op de preek is voluit theologische arbeid.
Waarom verschijnt er eigenlijk nóg een boek over de prediking, na het verschijnen van ”Ontvouwen” (Bert de Leede en Ciska Stark, 2015), dat ook nog eens uit dezelfde hoek afkomstig was? Prof. Immink ziet dat als volgt: dat boek is meer functioneel dan theologisch inhoudelijk, het is meer gericht op de techniek van de voorbereiding dan op de materie van de preekstof. Hoe de theologie van de preek eruit komt te zien, gaat in feite schuil achter de pragmatische aanpak vanuit de diversiteit van de maatschappelijke en culturele contexten. Of hij hiermee ”Ontvouwen” helemaal recht doet, laat ik maar even buiten beschouwing. Conclusie mag dan wel zijn dat zijn eigen boek dus lezers juist meeneemt naar de „theologie van de preek.” Maakt de schrijver dat waar? Ik zou die vraag wel bevestigend willen beantwoorden.
Ingelicht
Een aanwijzing daarvoor is al te zien in de titel, die een samenvatting van het boek wil zijn: over God gesproken. Daar zit meer achter dan de mening dat prediking zoiets is als God ter sprake brengen. In het inleidende hoofdstuk stelt de schrijver dat het woord ”God” verwijst naar de „theologische lading waarmee het hele preekgebeuren doorspekt is, zowel in spreken als in luisteren.” En wanneer in het tweede hoofdstuk ”De preek als Woord van God” het onderwerp is, dan is het uitgangspunt dat in de prediking God de mens als de sprekende mens hoogstpersoonlijk tegemoet treedt. De mondelinge verkondiging van het Evangelie wordt door Paulus immers aangemerkt als Woord van God (onder meer in 1 Thess. 2:13).
Daarnaast wordt de lezer meegenomen in allerlei theologische discussies uit vroeger en recente tijd die te maken hebben met de prediking. Een bont gezelschap van bekende en minder bekende namen trekt voorbij en met name de 19e eeuw krijgt speciale aandacht. Wat prof. Immink betoogt, illustreert hij aan de hand van preekfragmenten. Het gaat bij een preek niet alleen over spreken, maar ook over luisteren. Wat kerkgangers horen, wordt niet alleen bepaald door het Woord. Daar doen kerkgebouw, de hele liturgie en eigen hoofd en hart in mee. „Een kerkdienst is godsdienst-in-uitvoering.” Dat roept herinneringen op aan een uitdrukking die vroeger nog weleens gebezigd werd: „Laat ons deze godsdienstoefening aanvangen door te zingen…”
Evenwicht
Er blijven wel vragen liggen na bestudering van dit boek. Wat opvalt is de –ik noem het maar– soort principiële evenwichtigheid die af en toe doet denken aan het lopen op een evenwichtsbalk. Of eigenlijk meer nog aan de voorzichtigheid die behoort bij een lopen op eieren. Dat heeft naar mijn inschatting te maken met de context waarin deze gerespecteerde praktische theoloog zijn gedachten graag kwijt wil. Om die reden zet prof. Immink soms dingen voorop die wat mij betreft niet meer hoeven te zijn dan een neventhema naast het hoofdthema. Op de eerste bladzijde is de inzet: „Preken is mensenwerk. Het is een samenspel tussen spreker en hoorders (…). In de preek gaat het om zaken die kerkgangers ter harte gaan.” Dat er ook een andere toon klinkt, is hierboven al genoemd: prediking en het spreken van God. Toch klinkt dat soms wel erg ingehouden. Is daar dan geen reden voor? Prof. Immink wijst op het gevaar van dominantie, van domineren op de preekstoel, waarbij dan gemakshalve het menselijke de plaats van het goddelijke kan innemen.
Nu zijn we, anderzijds, soms wel allergisch voor woorden met gezag. De preekstoel is inderdaad een levensgevaarlijke plaats, onder hoogspanning. Dat neemt niet dat weg dat Wie de Eerste is ook wel echt de Eerste mag zijn. Dat geldt zeker ook voor de Schrift. „Heilige teksten vinden hun oorsprong in godsdienstige praktijken…”, schrijft prof. Immink, maar dat lijkt me het tweede. Het éérste uitgangspunt is immers dat aan die praktijken woorden van God voorafgaan. Prachtig is daarentegen de evenwichtige manier waarop prof. Immink weergeeft wat de opstanding van Christus inhoudt, een tweeklank van „zijnswijze” én „zienswijze.”
Paaspreken
Ook op andere punten biedt dit boek een duidelijk tegenwicht. Met name noem ik dan de bespreking van de theologie van de opstanding en de verwerking daarvan in paaspreken. Het laatste hoofdstuk is een van de mooiste. Daarin komt het preken over de heilsfeiten ter sprake, maar er wordt ook werkelijk ingegaan op de theologie van advent en Kerst, het lijden en sterven van Jezus, Pasen en Pinksteren. Een reden waarom de hemelvaart en de wederkomst in dit hoofdstuk ontbreken, wordt niet gegeven. Het boek eindigt beetje abrupt.
Iets meer structuur in het boek zou mooier zijn geweest. Nu wordt het een mens af en toe te veel. Zo veel namen, zo veel zaken die de schrijver even tussendoor noemt. Je komt bijvoorbeeld van Gadamer en Ricoeur ineens bij Kohlbrugge terecht.
Soms lijkt het betoog me iets te snel te gaan. Prof. Imminks beschrijving van de subjectivering van de religie begint al bij Calvijn – maar het is de vraag of je zo Calvijns leer van de Heilige Geest kunt duiden. Met name de 19e eeuw zou de bloeiperiode ervan zijn. Volgens mij ontbreekt de grote invloed die het denken van Descartes heeft gehad, ook als het gaat om wat wel de voorwerpelijke en de onderwerpelijke prediking heet. De herkomst van het woord „leerrede” dient verbonden te worden met het werk van Melanchthon en is niet van later datum.
Zo zijn er wel meer dingen waar je al lezend nog eens over zou willen doorpraten. Dat lijkt me ook de bedoeling van een studieboek. Het neemt ook niet weg dat er veel te leren is uit deze uitgave, over onderwijzen en overtuigen. Mooi wanneer een emeritus zo dienstbaar kan en wil blijven.
Boekgegevens
”Over God gesproken. Preken in theorie en praktijk”, Gerrit Immink; uitg. KokBoekencentrum, Utrecht, 2018; ISBN 978 90 239 5233 6; 304 blz.; € 21,99.