Oost-Groningen offert akkers op voor groot meer
In het akkerlandschap van het Groningse Oldambt groeit nu nog graan. De akkers zullen echter volgend jaar worden opgeofferd aan het water. Daar wordt een meer gegraven ter grootte van het Friese Sneekermeer. Het wordt het kloppend hart van het ambitieuze project de Blauwe Stad.
Binnen twee jaar moet het meer van 8 vierkante kilometer, dat ten noorden van Winschoten komt te liggen, helemaal zijn volgestroomd. Het water is slechts een onderdeel van de Blauwe Stad, een project waarin recreatie, wonen en natuur samenkomen. Het doel: Oost- Groningen een forse economische impuls geven.
Aan de noordkant van het toekomstige meer wijst voorlichter Marie-Lou Gregoire van de Blauwe Stad naar een golfbaan. „Als je hier straks je balletje iets te hard raakt, ligt het in het water.” Nu ligt er naast de golfbaan een groot braakliggend terrein. Een bordje met het opschrift ”Gevaarlijk gebied” moet bezoekers voorlopig op afstand houden. Binnen tien jaar moet het gebied echter veel bewoners tellen en bezoekers trekken.
Al een kwarteeuw geleden ontstonden er ideeën voor een groot meer in Oost-Groningen. In de eerste ontwerpen strekte het zich nog uit van Groningen tot de Duitse grens. Inmiddels is het plan veel kleiner van opzet, maar nog altijd ambitieus te noemen. De kosten van het project bedragen 1 miljard euro. Voor natuur is, inclusief water, 20 vierkante kilometer ingeruimd. In de woonkernen rond het meer worden ruim 1400 woningen gebouwd.
Publieke en private partijen financieren de Blauwe Stad. Een consortium van drie projectontwikkelaars (Ballast Nedam Bouwborg, Geveke Bouw en BAM Woningbouw) vormt de private kant. De projectontwikkelaars nemen voor 750.000 euro deel. De publieke partijen zijn de provincie Groningen en de gemeenten Winschoten, Scheemda en Reiderland.
De bewoners van het Oldambt reageerden in eerste instantie furieus op het plan. Gregoire: „We hebben hier indertijd emotionele bijeenkomsten gehad. Nu het project eenmaal begonnen is, lijkt het protest echter grotendeel verstomd. Slechts hier en daar wordt nog een plaagstootje uitgedeeld. Zo zijn alle ANWB-borden die verwijzen naar het bezoekerscentrum met zwarte verf beklad. Een klein groepje communisten voert nog geregeld actie tegen het project. De bewoners wier huizen moesten verdwijnen, hebben zich geschikt in hun lot en zijn verhuisd.” Gregoire wijst op een rij nieuwe, opvallend luxe huizen aan de rand van het toekomstige meer: „Daar wonen uitgekochte bewoners. Die zijn er niet slechter van geworden.”
Het bezoekerscentrum, dat wegens het gegolfde dak in de volksmond inmiddels de rups heet, lijkt voorlopig het tastbaarste bewijs van de Blauwe Stad. Grote delen van het akkerland zijn al afgegraven en dijken zijn in aanleg. Het water strekt zich straks uit van Winschoten in het zuiden tot de gehuchten Midwolda en Finsterwolde in het noorden. Het zal echter nog anderhalf jaar duren voordat het meer tot de rand toe gevuld is. Door de aanleg van nieuwe waterverbindingen kunnen watersporters rechtstreeks naar de Dollard en het Winschoterdiep varen.
De waterrecreatie is een impuls voor de economie van de provincie, maar ook het aantrekken van kapitaalkrachtige bewoners moet aan de gewenste economische groei bijdragen. De vraag is echter of die bereid zijn in het noorden te wonen. Gregoire heeft daar alle vertrouwen in. Uit onderzoek blijkt volgens haar dat vooral carrièregerichte koppels, gezinnen met kinderen en 55-plussers er willen komen wonen. Uit hetzelfde onderzoek blijkt dat de helft van de toekomstige bewoners van buiten de provincie Groningen komt.
De woningen in de Blauwe Stad worden niet goedkoop. Huizen gaan vanaf 300.000 euro in de verkoop. De woningen worden in vijf kernen geconcentreerd. De dorpen worden compact gebouwd. Ruimere kavels komen in het riet, de wei en het bos. In de zuidoosthoek van het gebied komen grote kavels van minimaal 5000 vierkante meter.
De bewoners moeten het wel doen met een minimum aan voorzieningen. Gregoire: „We willen voorkomen dat de stad een soort enclave wordt waar niemand uit hoeft. Er komt wel een bakker. Maar voor zaken zoals scholen en kinderopvang moeten bewoners naar omliggende dorpen.”