Verborgen omgang
Lukas 15:9b
„Ik heb de penning gevonden, die ik verloren had.” Zonder vereniging met de Heere is het voorkomen van een zondaar niet anders dan dat van de duivel, wiens voorkomen gruwelijk en onuitstaanbaar is. Wie hem in zijn ware gestalte zou zien, naar zijn ware beeld, hij zou wegstuiven, weg van dit gruwelijke aanzicht. En dit gruwelijke aanzicht zal de ziel eeuwigdurend hebben, eindeloos en onophoudelijk, wanneer zij aldus in de grond der schepselen gevonden wordt even onnuttig en beangstigend als de duivel zelf. De zuivere, goddelijke, ongebonden ziel echter zal voor eeuwig worden aangezien in God, en zij zal al haar zaligheid in en uit haarzelf ontvangen binnen de vereniging met Hem. Zij zal zichzelf zien als God, want in die vereniging zijn God en zij één. Ach kinderen, hoe zalig en meer dan zalig zijn zij die zich aldus laten zoeken en vinden, zo dat de Heere hen zal binnenleiden om hen op onuitsprekelijke wijze met Hem te verenigen! Dat gaat ver boven de zinnen uit en het verstand en wat zich verwoorden of bedenken laat. Kinderen, wie zover wil komen die moet op welgeordende wijze deze weg en dit pad gaan. Dan zal hij niet verdwalen. Blijft hij in de zinnen en in de schepselen en in geschapen dingen, dan moet hij daar noodzakelijk nu en eeuwig blijven. Mogen wij nu allen de juiste weg volgen. Daartoe helpe ons de Heere! Amen. Johannes Tauler, prediker te Straatsburg
(”Preken”, 1498)