„Ik dacht dat het een rechtmatige zaak was”
„Ik dacht dat ik met een rechtmatige zaak bezig was en wist niet dat de bedoeling een ontvoering was.” Dat verklaarde Huibert V. (55) dinsdag tijdens zijn ondervraging door de rechtbank in Amsterdam. V. was in het verleden politieman en heeft daarna jarenlang een eigen beveiligings- en detectivebureau gehad.
V. is een van de zes verdachten in de zaak rond de ontvoering van de destijds tweejarige Insiya Hemani, die op 29 september 2016 uit het huis van haar oma in Amsterdam werd ontvoerd, volgens justitie in opdracht van de vader van het kind. Het meisje is naar India gebracht, waar haar vader woont.
V. was door een van de andere verdachten benaderd voor het doen van observaties. Omdat hij naar eigen zeggen „onderaannemer” was, vond hij het niet nodig om door te vragen en erachter te komen wat het precieze doel van de opdracht was.
Op dag van de ontvoering reed V. achter de moeder van Insiya aan. Hij gaf telefonisch door dat de vrouw naar Hoofddorp reed. Dat was voor drie medeverdachten het teken dat zij konden toeslaan. Zij haalden daarop het kind met geweld uit het huis van haar oma.
Een van de drie mannen, de Amerikaan Robert B. (49), kon met hulp van buren ter plaatse worden overmeesterd. De politie hield hem aan. B. is, nadat hij op vrije voeten was gesteld, niet naar Nederland gekomen om terecht te staan.
Maandag bespreekt de rechtbank de zaak tegen hoofdverdachte Erik S (60). Hij zou, in opdracht van de vader van Insiya, de spin in het web van de ontvoering zijn geweest.
Na behandeling van de zaak tegen S. zal de rechtbank de zaak aanhouden tot mei volgend jaar. In de tussentijd zal een ultieme poging worden ondernomen vader Shehzad H. als getuige te horen. H. geldt ook als verdachte, maar India weigert hem uit te leveren.