Begrotingsbeleid in EU moet verstandig zijn
De onenigheid over het begrotingsbeleid in Europa kwam afgelopen week weer eens sterk naar voren. Oorzaak was een uitspraak van het Europese Hof over de gang van zaken rond het al dan niet straffen van Frankrijk en Duitsland omdat zij de Europese begrotingsregels hadden overschreden.
In de media was er vooral aandacht voor de vraag wie nu als winnaar uit de juridische strijd te voorschijn was gekomen. De inhoudelijke kant van de zaak -wat voor begrotingsbeleid zou er eigenlijk gevoerd moeten worden en hoe zouden de begrotingsregels er dan moeten uitzien- bleef onderbelicht. Kritiek op het beleid van de grote landen binnen de EU is terecht. Het is echter het begrotingsbeleid uit het verleden dat hun aangerekend zou moeten worden en niet zozeer het overtreden van de begrotingsregels waar nu sprake van is.
Het Europese Hof oordeelde begin deze week dat de ministers van Financiën van de EU-landen in de fout waren gegaan toen zij een voorstel van de Europese Commissie om Frankrijk en Duitsland te straffen afwezen. In de afgelopen jaren hebben beide grote landen de begrotingsregels uit het stabiliteits- en groeipact overtreden door hun begrotingstekort te ver te laten oplopen. In het najaar vonden minister van Financiën Zalm en een aantal andere ’hardliners’ dat de regels van het pact strikt gehanteerd moesten worden, aangezien de betekenis van het pact zonder sancties grotendeels uitgehold zou worden. Zoals zo vaak in Brusselse kringen, trokken de grote landen in het getouwtrek aan het langste eind en de raad van ministers besloot om geen boete op te leggen. Sterker nog, sindsdien deed de Franse regering er nog een schepje bovenop met haar ruime begrotingsbeleid en de Duitsers kwamen met voorstellen om de regels van het in hun ogen verouderde stabiliteitspact aan te passen.
Het Hof heeft nu geoordeeld dat de raad van ministers alleen van de regels van het stabiliteitspact mag afwijken als er een voorstel is geweest van de Europese Commissie. Aangezien elk voorstel van de Commissie door de ministers kan worden weggestemd, zijn beide partijen nu tot elkaar veroordeeld en moeten zij tot overeenstemming komen over hoe nu verder met de begrotingsregels. Minister Zalm toonde zich blij, want vorig najaar had hij zich sterk gemaakt voor strafmaatregelen en de uitspraak van het Hof geeft aan dat de grote landen wel degelijk rekening moeten houden met de mening van de Europese Commissie, die een voorstander is van strenge begrotingsregels. De Franse en Duitse collega’s van Zalm vonden echter allerminst dat zij nu als verliezers uit de juridische strijd zijn gekomen. Niet alleen komen er nu evengoed geen boetes, ook zal het stabiliteitspact uiteindelijk toch wel aangepast worden aan hun wensen.
Interessant is de vraag wie nu inhoudelijk het gelijk aan zijn zijde heeft. Alle partijen zijn het erover eens dat de overheidstekorten in de landen van de eurozone niet te ver mogen oplopen. Sommigen, onder wie Zalm, vinden dat als wordt afgesproken dat de tekorten niet boven de 3 procent van het bruto binnenlands product mogen uitkomen, alle landen zich daaraan moeten houden. Regel is regel en als je deze niet strikt handhaaft, waar is dan de grens?
Duitsland en Frankrijk zijn echter pragmatischer en oordelen dat op dit moment, met een zeer zwakke economische ontwikkeling en een hoge werkloosheid, het onverstandig is om te bezuinigen. Op deze manier houd je het economisch herstel tegen en duurt het juist langer om de overheidsfinanciën op orde te krijgen. De gemakkelijkste manier om de belastinginkomsten omhoog en de uitgaven voor de sociale lasten omlaag te krijgen is immers een hogere economische groei.
De meningen van de economen lopen uiteen over het nut van het al dan niet stimuleren van de groei vanuit het begrotingsbeleid. Dat er echter beter bezuinigd kan worden als het economisch goed gaat dan als de recessie nog maar net achter de rug is, is geen strijdpunt. Als de Europese overheden nu slim waren geweest, hadden zij in de goede jaren, dus tot vier jaar geleden, hun begrotingstekorten weggewerkt en een buffer opgebouwd voor slechtere tijden. In Nederland is dit tot op zekere hoogte gebeurd, in Frankrijk en Duitsland was men toen laks. Zalm zou in zijn kritiek op dit punt de nadruk moeten leggen en niet op het overschrijden van de tekortnormen. De fouten zijn in het verleden gemaakt. Je zou zelfs kunnen stellen dat als de begrotingsregels nu niet overtreden worden, de economische schade misschien nog wel groter is dan zonder overschrijdingen.
Het is nu zaak om van de fouten in het verleden te leren en de begrotingsregels zo aan te passen dat de Europese landen gedwongen worden ook in de economisch goede jaren een verstandig begrotingsbeleid te voeren. Misschien kan Zalm als voorzitter van de raad van ministers van Financiën met een goed voorstel komen.
voetnoot (u17(De auteur is beleggingsstrateeg bij Effectenbank Stroeve.