Bankdirecteur met passie voor trompet
Een drukke baan als bankdirecteur staat zijn muzikale hobby niet in de weg. Trompettist Wilhelm Groenendijk viert zijn 25-jarig jubileum. „Als ik ouderen zie genieten van muziek doet me dat meer dan al die grote podia.”
Het initiatief voor een jubileumconcert kwam van „muziekvrienden” Peter Wildeman en Joost van Belzen. Voor Wilhelm Groenendijk (40) hoeft het eigenlijk niet, zo’n jubileum. „Ik voel mezelf er niet musicus genoeg voor. Ik heb nog even de boot afgehouden.”
Het jubileumconcert dat zaterdag in Zwijndrecht wordt gehouden, vindt dan ook iets te laat plaats. Groenendijks eerste solo-optreden vond plaats tijdens een kerstzangavond in 1992, 26 jaar geleden. „Heel spannend, als puber van 14 op het podium. De zenuwen gierden door mijn lijf.” Toch was het een vormende ervaring, vertelt Groenendijk, in het dagelijks leven rayondirecteur bij de Rabobank. „Ik was helemaal geen zeker ventje, eerder wat timide. De concerten zorgden voor zelfvertrouwen. Ze gaven me een stuk vrijheid die ik ook in mijn dagelijks werk nog terugzie.”
Tandarts
Groenendijk groeit op in Capelle aan den IJssel, waar hij nog altijd woont. Hoe komt een reformatorische jongen tot de keuze om trompet te gaan spelen? „Dat was destijds best ongebruikelijk. Mijn ouders stimuleerden me om een instrument te kiezen dat ik zelf wilde. Zo lang ik me kan herinneren, ben ik gebiologeerd door het geluid van de trompet. Ik luisterde urenlang naar lp’s van de gebroeders Brouwer of de Marinierskapel.”
Op zijn zevende staat de Capellenaar te popelen om te beginnen aan trompetlessen. De tandarts gooit echter roet in het eten. „Die was zelf trompettist. Ik was vrij laat met tanden wisselen en hij waarschuwde voor de druk die het kleine mondstuk van de trompet zou uitoefenen op mijn groeiende tanden. Op zijn advies ben ik toen eerst begonnen met tromboneles; dat mondstuk is groter.”
Twee jaar later komt het er toch van. Groenendijk volgt zijn trompetstudie aan de muziekschool. Orgelles krijgt hij jarenlang bij Dick den Engelsman. „Ik was in mijn pubertijd heel veel met muziek bezig. De vierde verdieping van de Rotterdamse bibliotheek –de muziekafdeling– was mijn domein. Ik struinde door muziekstukken of verdiepte me in harmonieleer. Je deed daar ook leuke contacten op. Ik kwam er Andre Heuvelman en Simon Wierenga tegen, trompettisten van het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Die jongens waren boegbeelden voor me.”
Vak leren
Aan de muziekschool haalt Groenendijk de vijfde graad. „Dat stond toen gelijk aan het toelatingsexamen voor het conservatorium.” De trompettist overweegt de muziekopleiding, maar het komt er nooit van. Eerst wil hij trouwen. Zijn vrouw kent hij uit de plaatselijke gereformeerde gemeente. „We waren er vroeg bij, vonden elkaar al leuk toen we dertien waren. Er moest geld verdiend worden. In mijn omgeving werd het conservatorium afgeraden. Ze zeiden: „Ga maar een vak leren.””
Dat dat vak bankdirecteur zou worden, kon de jonge Groenendijk destijds nog niet bevroeden. „Ik was niet zo’n hoogvlieger.” Na de mavo volgt de Capellenaar het meao. Voor een stage kan hij terecht bij de Rabobank. „Daar ben ik sindsdien altijd blijven hangen. In die tijd leerde ik pas wat studeren was. In de avonduren heb ik het heao en fiscaal recht gevolgd.”
Spijt dat hij de conservatoriumopleiding misliep, heeft Groenendijk niet. „Als je die studie hebt gedaan, moet je er ook iets mee doen. Met een solo-instrument is dat niet eenvoudig. Nu kan ik het als hobby erbij doen. Niet dat het vrijblijvend voor me is: mijn hobby is mijn passie.”
Geduld
In de loop van de tijd komen er steeds meer aanvragen voor concerten. „Ik heb het nooit zelf gezocht, ik ben erin gerold. Het zijn kansen geweest die ik kreeg.” De uitdrukking komt geregeld terug tijdens het gesprek. Ook als antwoord op de vraag wat Groenendijks toekomstplannen zijn: „Ik wil graag jong talent een kans bieden. Aan de cd die bij mijn jubileum verschijnt, werken bijvoorbeeld twee jonge trompettisten mee.”
Groenendijk ziet steeds meer koperinstrumenten in reformatorische kring. Geregeld kloppen jongeren bij hem aan om trompetles. De trompettist schat in dat hij zo’n veertig leerlingen had kunnen hebben. „Maar ik begin er niet aan, ik denk dat ik er het geduld niet voor heb. Het is echt een vak om iets pedagogisch verantwoord over te brengen. Ik zou de lat snel te hoog leggen.”
Groenendijk probeert wel iets te betekenen voor de groeiende groep trompettisten. Hij schreef verschillende bundels met liedbewerkingen voor trompet en orgel. „Er is wel veel klassieke literatuur, maar weinig geestelijke muziek voor trompet. De bundels voorzien in een behoefte.”
Elastiek
Geregeld verruilt Groenendijk zijn trompet voor de dirigeerstok. Hij volgde een cursus slagtechniek en een opleiding bij zangpedagogen. In de loop van de jaren zijn heel wat koren de revue gepasseerd; op dit moment staat hij voor het plaatselijke Christelijk Mannenkoor Selah.
Dirigeren is ontspanning voor Groenendijk. „Mijn vrouw zegt altijd: „De een gaat voetballen met vrienden, jij gaat dirigeren.”” Het werken met een koor betekent zoeken naar balans. „Enerzijds verlang ik kwaliteit. Ze moeten netjes en strak zingen. Daarnaast vind ik tekstuitbeelding belangrijk. Aan de andere kant komen mensen naar een amateurkoor ook voor een avond ontspanning. Het is net als met elastiek: je zoekt als dirigent naar wat een koor maximaal aankan.”
De musicus was ook betrokken bij de oprichting van Het Hollands Jongerenkoor. Op dergelijke massale projectkoren komt weleens kritiek: ze zouden mensen losweken van plaatselijke koren. Groenendijk herkent zich niet in de tegenwerping. „Ik draai het liever om: zie het als een kans. Het is een kweekvijver waardoor jongeren enthousiast worden voor koren.”
Sneeuwt de kwaliteit van de muziek niet onder bij de projecten? „We zingen bewust klassiek. We bedienen een brede doelgroep, dat is een keuze. Maar ik zie dat mensen vol passie en trots zingen, ze nemen hun familie mee naar de concerten, je geeft hun eigenwaarde door de muziek. Laten we stoppen met elkaar te veroordelen en juist zoeken naar de waarde die we toevoegen.”
Hoe combineert de bankdirecteur zijn drukke baan met alle muzikale activiteiten? „Door selectief te zijn in de dingen die ik doe. Vroeger holde ik overal achteraan en was ik bijna elk weekend weg.” Met een gezin –het echtpaar Groenendijk heeft drie kinderen– worden andere keuzes gemaakt. „Ik geef nog maximaal twee concerten per maand. En nooit op vrijdagavond; dat is onze gezinsavond.”
Emotie
Hoe zou Groenendijk zijn eigen muzikale stijl omschrijven? „Breed. Ik luister graag Engelse koormuziek. In de auto staat meestal Radio 4 aan. Ik ben geen puritein. Dat ben ik wel geweest. Tegenwoordig denk ik: als het maar puur is in het vertolken van de emotie. Ieder mag zijn eigen interpretatie hebben.”
Ook Groenendijks manier van optreden is veranderd, zegt hij. „Vroeger was ik vooral bezig met leveren: laten horen wat ik technisch kan. Tegenwoordig zie ik mijn muziek meer als bijdragen. Om, met de gaven die ik gekregen heb, mensen soms voor een uur uit hun dagelijkse pijn en beslommeringen te halen.”
De trompettist speelt vooral geestelijke muziek. Trekt de technisch meer uitdagende klassieke muziek nog? „Dat betekent ook meer studeren. Daar heb ik niet altijd tijd voor. In de auto speel ik met een los mondstuk weleens mee met Haydns trompetconcert of Bachs Brandenburgers. Ik mis de klassieke werken niet in de uitvoeringen. Ik weet wat ik kan, maar ook wat mijn beperkingen zijn. Ik ben tevreden met wat ik doe.”
Groenendijk musiceerde op heel wat plaatsen. „Het Concertgebouw, De Doelen, de Saint-Eustache in Parijs; eigenlijk deed het me niet eens zo veel. Het zit voor mij niet in het grote. Afgelopen Koningsdag speelde ik in een Capels bejaardentehuis. Als ik zie hoe de ouderen genieten van de liederen van Valerius, doet me dat meer dan al die grote podia. Dát is muziek.”