Eerst vloed, toen weer eb in Syrië
Dagelijks was hij de achterliggende vijf jaar bezig met de strijd in Syrië, waarvan hij het verloop nauwkeurig in kaart bracht. En hoewel die verschrikkelijke oorlog student Thomas van Linge (22) aangreep, maakte die hem niet cynisch. „In sommige landen, zoals Tunesië, slaagde de Arabische lente wél.”
Daar zat hij dan, drie weken geleden, tegenover een haag van Kamerleden. De vaste commissie voor buitenlandse zaken wilde op die donderdag niet alleen hoogleraren, topambtenaren en leidinggevenden van ngo’s horen, maar ook hem, een jonge student politicologie. Hoe keek hij, Thomas van Linge, aan tegen de omstreden levering van pick-uptrucks, kleding en communicatieapparatuur door Nederland aan Syrische jihadisten?
„Ik zie sommigen van u denken: wie was er zo dom om die stagiair hier binnen te laten?!” introduceerde Thomas zichzelf met de nodige zelfspot en zelfrelativering.
Toch was de uitnodiging voor de hoorzitting geen foutje. Want wie de in 2014 begonnen burgeroorlog in Syrië een beetje volgt, kent de punctuele, heldere landkaartjes van Van Linge, waarop hij met instructieve steunkleuren het heen en weer golven van de strijd in beeld brengt.
Hij maakte er tot ver buiten Nederland furore mee. Drie jaar geleden al bracht de NOS een item onder de kop ”Achttienjarige kaartenmaker verovert de wereld”, waarin de omroep meldde dat Thomas’ kaarten onder meer gebruikt werden aan de universiteiten van Texas en Oklahoma, en dat ze verschenen in internationale media zoals Newsweek, The Huffington Post, The Daily Star Lebanon en Vox.
Wie dat bereikt, heeft kwaliteit in huis en kennis van alle strijdgroepen die in het Syrische wespennest rondzoemen, moet de Kamer gedacht hebben. En hij nodigde Van Linge, een vlotte, alerte en trefzeker formulerende jongeman, ‘op de koffie’.
Hoe was het om daar te zitten en vragen te beantwoorden van bekende Kamerleden zoals Omtzigt (CDA), Voordewind (CU) en Baudet (FVD)?
„Wat me opviel, is dat veel vragen al van tevoren bedacht leken en soms nauwelijks aansloten op wat Harald Doornbos (een bekende oorlogscorrespondent, die ook zelf in het Syrische oorlogsgebied is geweest, AdJ) en ik naar voren brachten.
Dat betekent niet dat ik het een zinloze vertoning vond. Als ik de Kamer duidelijk heb kunnen maken dat de rebellengroep Jabhat al-Shamiya weliswaar oorlogsmisdaden pleegde, maar daarom qua ideologie nog geen terreurgroep is, heeft mijn aanwezigheid al zin gehad.”
Ruim vier jaar geleden wist je al alles over de strijd in Syrië en over welke rebellengroep welk gebied of welke grenspost in handen had. Hoe komt een middelbare scholier aan zo’n bijzondere interesse?
„Aanvankelijk wilde ik iets heel anders met mijn leven. Ik stelde me een toekomst voor in de natuurbescherming of gericht op het milieu. Maar toen acht jaar geleden de Arabische lente begon, kreeg die ontwikkeling mij helemaal te pakken. Ik las en bekeek alles over wat er gebeurde in Egypte en Tunesië. En toen daarna de strijd in Syrië steeds heftiger werd, werd het bijhouden van alle nieuws dáárover mijn grote hobby.
Ik ergerde me eraan dat nergens goed werd weergegeven welke groepen welk gebied in handen hadden en hoe de strijd precies verliep. Vandaar dat ik toen zelf kaartjes ben gaan tekenen. Wat ik combineerde met opdrachten die ik voor school toch al moest doen, zoals het maken van een eindwerkstuk.
Daarbij had ik het geluk dat ik mijn vwo-opleiding volgde op het Geert Groote College in Amsterdam, een zogeheten vrije school, waar leerlingen enorm veel ruimte krijgen om hun eigen ding te doen. Had ik op het Barlaeus gezeten, dan had men mij vast vreemd aangekeken toen ik me plotseling in het jihadisme ging verdiepen en Arabisch ging leren. Daar had men wellicht gedacht: moeten we de AIVD niet even tippen? Maar op het Geert Groote College vond men zoiets wel grappig.”
Toch had je daarmee nog geen landelijke of internationale bekendheid.
„Nee, zeker niet. Kijk, ik was wel actief op Twitter, maar daar heb je al gauw een paar duizend volgers. De bal ging pas rollen toen het Amerikaanse tijdschrift Newsweek een interview met mij plaatste, waarin het niet alleen over mijn kaartjes ging, maar men bovendien inzoomde op mijn persoon. Toen volgden ook interviews met Nederlandse media, zoals Het Parool, de Volkskrant en de NOS.
Nee, veel geld heb ik er nooit mee verdiend. Wat je op internet zet, ben je in principe kwijt, hè? Wel kreeg ik soms toegespitste opdrachten van een medium of instituut, zo van: kun je dit of dat kaartje ombouwen naar onze stijl? Daar stond dan wél een vergoeding tegenover.”
Was tot dan toe dan niemand op het idee gekomen om landkaartjes van de strijd in Syrië te maken?
„Er bestonden wel kaartjes, maar die waren onvolledig, vaak alleen van bepaalde regio’s. Of ze veegden alle oppositiegroepen op één hoop. De waarde van mijn kaarten is dat ze heel Syrië laten zien, dat ze recht doen aan de feiten, maar niet te ingewikkeld zijn. Een scholier kan ze zo in zijn spreekbeurt gebruiken.
Ik hield precies bij welke rebellengroep welke stad veroverde. Meestal publiceerde ik om de twee weken een nieuw kaartje met de nieuwe situatie.
En wat belangrijk is: vanaf het begin heb ik steeds dezelfde stijl gehanteerd, met dezelfde symbolen en steunkleuren voor de diverse groepen. Dat maakt dat je de kaarten naast elkaar kunt leggen en de ontwikkeling in de strijd kunt zien. Met name IS zie je als een vloed opkomen, maar ook weer, in tamelijk korte tijd, qua controle van Syrisch grondgebied, bijna helemaal wegebben.”
Voor zulke kaartjes heb je wel betrouwbare en actuele informatie nodig.
„De kunst is om goed bij te houden wat er verandert, wie welke stad verovert, enzovoort. Ik haalde veel informatie van sociale media, rechtstreeks van mensen die in die gebieden wonen. Natuurlijk moet je dat checken, omdat je ook te maken hebt met misleidende propaganda van bepaalde strijdgroepen. Maar meestal lukte het me wel om een betrouwbaar beeld te krijgen van wat er ter plekke aan de hand was.
En vergeet niet dat de burgeroorlog in Syrië de meest gefilmde oorlog aller tijden is. Heel veel mensen hebben met hun mobieltjes opnamen gemaakt van gevechten, bombardementen en veroveringen. Ook daarmee kun je veel checken, want beelden liegen niet. Soms verschenen al vijf minuten na de verovering van een stad de eerste beelden daarvan op sociale media.”
Toch ben je nooit in het gebied zelf geweest.
„Dat kan ook niet, hè? Toen ik erin geïnteresseerd raakte, was ik een jaar of veertien, vijftien. Zie je zo iemand al naar een brandhaard als het Midden-Oosten gaan?
Jawel, ik houd erg van reizen en wil het liefst alles zelf zien. Daarom ben ik na mijn eindexamen naar Israël gegaan, om de onrust in de Palestijnse gebieden zelf te ondergaan. En in januari was ik in Honduras, waar de presidentsverkiezingen tot grote maatschappelijke onrust leidden. Ik zat daar middenin, heb de mensen gesproken en filmpjes gemaakt.
Maar Syrië, dat zit gewoon potdicht. En al probeer je op illegale wijze de grens over te steken, dan maakt de kans dat je als westerling ontvoerd gaat worden het toch tot een veel te gevaarlijk project.”
Kleven zelfs aan het maken van kaartjes over dit gevaarlijke gebied al geen risico’s?
„In het begin ben ik op sociale media inderdaad weleens door een Nederlandse IS-aanhanger bedreigd. Zo van: „Als ik jou op straat tegenkom, steek ik je neer.” Later gebeurde dat niet meer, omdat de overheid veel scherper op deze mensen ging letten en hun accounts ging verwijderen van Twitter en Facebook. Tot die tijd konden jihadisten elkaar gewoon publiekelijk tippen over waar je in Turkije het beste de grens over kon steken.
Maar nee, echt bang ben ik er, ook in die eerste jaren, nooit door geworden. Ik dacht steeds: hoe groot is nou eigenlijk de kans dat ik die persoon op straat tegenkom? En dat hij me dan ook nog herkent?”
Houd je je kaarten nog altijd actueel?
„Jawel, maar de frequentie waarmee ik ze bijwerk is nu laag. Er verandert niet zo veel meer in de posities van de regeringslegers van Assad, van de vrije Koerden en de islamitische rebellen. Er zijn geen grote offensieven meer. Het heel spannende is er nu vanaf.”
Was het af en toe niet té spannend? Steeds die beelden van bombardementen, verwoestingen, menselijk leed? Dat gaat iemand toch niet in de koude kleren zitten?
„Je went er een beetje aan, al heeft het me, geloof ik, niet afgestompt. En er zit wel een scherm tussen, hè? Daardoor kon ik het toch ook op afstand houden.”
Wat maakte in de achterliggende jaren, toen je dagelijks met deze oorlog bezig was, de meeste indruk?
„Bij mij zijn dat niet het bloed of de opengereten lichamen. Dat is en blijft natuurlijk verschrikkelijk, maar wat mij het meest trof, zijn de verhalen van mensen die ontheemd en verweesd raakten. Ik herinner me nog een artikel in de Aleppo Media Council over twee meisjes die hun ouders kwijt waren, één van zes en één van twee jaar oud. Als je die dan ziet staan, de oudste die de jongste vasthoudt; die foto kan ik in gedachten nog altijd zó ophalen.”
Maakt het volgen van zo’n oorlog, die nergens toe leidt dan tot ellende en verwoesting, niet pessimistisch? Heel de Arabische lente is toch een flop geworden?
„Ik blijf optimistisch. In Tunesië, Maleisië en Armenië hebben sociale protestbewegingen wel verandering kunnen bewerkstelligen. En wat het Midden-Oosten betreft, soms vergelijkt men de ontwikkelingen daar met de val van de Berlijnse Muur, in 1989. Zo van: dát lukte, maar de Arabische lente mislukte.
Ik zou liever een parallel willen trekken met de Hongaarse Opstand van 1956 of de Praagse Lente van 1968. Die waren eerst geen succes, maar kunnen achteraf misschien toch gezien worden als voorbodes van de glasnost. Soms moet het eerst fout gaan om later goed te kunnen gaan.”
Wie het Syrische conflict bestudeert en de rol die het jihadisme daarin speelt, zou zomaar heel negatief kunnen worden over de islam. En misschien zelfs over godsdienst in het algemeen…
„Ik heb daar geen last van. Mensen gebruiken de islam inderdaad ter rechtvaardiging van geweld. Maar als ze de islam niet hadden gehad, was er iets anders geweest waarop ze zich hadden beroepen. Op het Arabisch nationalisme misschien, of op de sociaal-economische ongelijkheid.
Zelf ben ik niet godsdienstig en van mijn vrienden is ook niemand religieus. Dat neemt niet weg dat ik wel goede dingen kan zien in godsdiensten.
Ja, ook wel in de islam. Toen ik bezig was me het Arabisch eigen te maken, ben ik regelmatig in moskeeën geweest. Daar werd ik heel hartelijk ontvangen.
Ook in Syrië heb ik gezien hoe moslims dekens en andere hulpgoederen uitdeelden aan vluchtelingen, daartoe aangezet en gemotiveerd door hun religie. Je kunt godsdienst blijkbaar zowel verkeerd als goed gebruiken.”
Levensloop Thomas van Linge
Thomas van Linge werd op 21 juli 1996 geboren in Amsterdam. Zijn moeder is van oorsprong rooms-katholiek, zijn vader protestant. Thomas en zijn twee jongere broers, alsmede zijn geadopteerde zusje, zijn echter niet religieus opgevoed. Thomas deed in 2014 vwo-examen aan het Geert Groote College, een vrije school in Amsterdam. Inmiddels studeert hij politicologie aan de Universiteit van Amsterdam, met als specialisme internationale betrekkingen. Hij is in het bijzonder geïnteresseerd in sociale protestbewegingen en conflictgebieden. Na zijn studie wil hij of in de journalistiek gaan werken of bij een ngo.