De Moeder Gods begon te huilen en het leger deinsde terug
Vanaf de wanden kijken de, veelal kunstig vervaardigde, figuren de bezoeker aan. Iconen: afbeeldingen van „Christus”, van „de Moeder Gods”, van „Johannes de Voorloper.” In het Utrechtse Museum Catharijneconvent loopt nog tot en met 29 augustus de expositie ”Ikonen: het Goddelijke verbeeld”.
Het bordje bij de icoon van ”De Moeder Gods van Vladimir” meldt het als een feit: „In 1395 werd de ikoon meegenomen naar Moskou om de stad te redden van de Tataren. Deze ikoon draagt de eretitel: ”Moeder van de Russische aarde”. Vele malen heeft zij de Russen van vijandige overheersers verlost.”
Een volgende icoon toont de ”Strijd tussen Novgorod en Suzdal”. En de toelichting luidt: „Met behulp van de ikoon van de Moeder Gods van het Teken versloeg de stad Novgorod in 1169 de vorst van Suzdal.” Dat ging als volgt. Op het moment dat Novgorod dreigde te verliezen, voerden zijn inwoners de icoon van de Moeder Gods (Maria) uit hun kerk in processie naar de stadsmuur. De Moeder Gods begon te huilen en het leger van Suzdal deinsde terug.
Aanleiding voor de tentoonstelling, samengesteld door kunsthistorica Désirée Krikhaar, vormde een schenking door twee anonieme verzamelaars van een deel van hun collectie iconen, eind vorig jaar. De beide schenkers zijn, aldus het kwartaalblad ”Catharijnebrief”, „mensen die het Catharijneconvent een warm hart toedragen. Hun droom is dat Nederland wordt verrijkt met een iconenmuseum. Ze hopen dat het convent, dat ze er bij uitstek de plek voor vinden, er onderdak aan verleent.” Directeur Guus van den Hout wil hun wens in vervulling laten gaan na de herinrichting van het museum, die naar verwachting in 2006 wordt voltooid.
Er zouden allerlei redenen te bedenken zijn om deze expositie níét te bezichtigen - en snel verder te lopen naar een van de andere ruimtes binnen het Catharijneconvent. Alledaagse redenen, meer principiële redenen. Toch, wie zich een beetje wil verdiepen in wat de Oosters-Orthodoxe Kerken leren, kan hier in een paar uur heel wat wijzer worden. Zo zal niet iedere christelijke bezoeker (meer) weten dat ook déze kerken de geloofsbelijdenis van Nicea onderschrijven. Een icoon uit ca. 1800 maakt dat echter duidelijk. „Deze unieke ikoon geeft de artikelen van de geloofsbelijdenis weer, zoals deze zijn opgesteld tijdens een kerkvergadering, het concilie van Nicea, in 325 na Chr.”, licht het bordje toe. „De geloofsbelijdenis is een van de uitgangspunten van álle christenen.”
Tegelijk roept de manier waarop de Oosters-Orthodoxe Kerken ’Nicea’ interpreteren wel weer vragen op. „Het meisje Maria, uitverkoren om de moeder van Christus te worden, kreeg in 431 bij kerkelijk besluit de titel Moeder Gods”, leert een ander bordje. „Deze titel onderscheidt haar van alle andere Maria’s. Omdat in 325 de Drie-eenheid van God de Vader, Christus de Zoon en de Heilige Geest is vastgesteld, is Maria de Moeder van Christus en dus van God.”
Het fraaie paneel van het laatste oordeel, meteen bij binnenkomst van de tentoonstellingsruimte, roept herinneringen op aan schilderijen van grote kunstenaars uit de Gouden Eeuw. Maar direct treffen ook de verschillen tussen de oosters-orthodoxe en de gereformeerde leer als het gaat over hoe het er op de jongste dag aan toe zal gaan. Naast Christus staan de „Moeder Gods” en „Johannes de Voorloper” - als „intermediairs tussen Christus en de gelovigen.” Verder geldt, aldus de informatie, dat het laatste oordeel „voor de orthodoxe gelovigen eerder een troost is voor wat hen te wachten staat dan een afschrikwekkend dreigement. Want zoals de bijbel zegt: „Zelfs de ziel van de rijke man, die de arme Lazarus geen voedsel gunde, en de ziel van Judas, die Christus verraadde en zichzelf verhing, zullen verlost worden”, zij het als allerlaatste.”
Iconen, geschilderde afbeeldingen van Christus, de Moeder Gods, heiligen, feesten, zijn voor de oosters-orthodoxe gelovige, thuis en in de kerk, méér dan dat. „Voor hen zijn ikonen ook de ware aanwezigheid van de afgebeelde personen.”
In de Oosters-Orthodoxe Kerken is het niet gebruikelijk rechtstreeks tot God te bidden. „De gelovige richt zich voor vragen en wensen tot zijn of haar voorsprekers.” De voorsprekers zijn de naam- of beschermheiligen van de gelovigen; in het bijzonder de Moeder Gods en Johannes de Voorloper (Johannes de Doper). In de kerk is de „rij van de heilige voorsprekers”, de Deësis of „voorbederij”, een vast element in de zogeheten iconostase - de beeldenwand die het altaar van de kerkgangers scheidt. Centraal punt op deze wand is de icoon van Christus.
Van Christus bestaat geen „waarachtig, authentiek” portret. De legende die verhaalt dat Hij ooit Zelf, op wonderbaarlijke wijze, Zijn gezicht liet verschijnen op een doek, is echter diepgeworteld. Dit doek wordt het ”Mandulion” genoemd, ofwel „het niet door mensenhanden gemaakte beeld.” Al eeuwen baseren iconenschilders zich op deze voorstelling van Christus’ uiterlijk - met lange lokken en een baard.
De iconen in de expositieruimte zijn gegroepeerd rond vijf thema’s: Christus, de Moeder Gods, feesten, engelen en heiligen. Wat de feesten betreft: de Oosters-Orthodoxe Kerken kennen een reeks van twaalf feesten, de ”dodekaortion”. Deze omvatten samen het leven van Maria en van Christus. Het kerkelijk jaar begint op 1 september. De geboorte van de Moeder Gods, op 8 september, is het eerste grote feest. „Want zonder de Moeder Gods was Christus niet geboren.” Het laatste feest vormt „het ontslapen van de Moeder Gods”, op 15 augustus. Ook hier een icoon. Maria, liggend op een baar, en omringd door apostelen en huilende vrouwen. „Te midden van engelen daalt Christus af naar de aarde om de ziel van zijn Moeder in de vorm van een gebakerd kindje mee te nemen.”
Heiligen kennen de Oosters-Orthodoxe Kerken ook, en in niet geringe mate. „Ontelbaar veel” zelfs, leert de tentoonstelling. Al deze heiligen hebben een eigen kerkelijke feestdag en een eigen icoon. Er zijn „algemene heiligen” en er zijn „nationale en lokale heiligen” - die speciale verering genieten in een land, een gebied of zelfs een stad of dorp. Nikolaas van Mozjaisk is zo’n heilige. „Sinds een beeld van de heilige Nikolaas in 1380 de Tataren uit Mozjaisk versloeg is deze heilige de beschermer tegen oorlogsdreiging.” Vertederend wordt hij in Rusland wel „Grootvadertje Nikolaas de Hulpvaardige” genoemd.
Nog altijd worden er iconen vervaardigd. Een ingericht atelier van een iconenschilder laat zien hoe. Vakmanschap!
En toch, als je door de expositieruimte dwaalt, komen de woorden uit het gereformeerde avondmaalsformulier in je op. „Waarom wij ook, naar het bevel van Christus en van de apostel Paulus, allen die zich met deze navolgende ergerlijke zonden besmet weten, vermanen van de tafel des Heeren zich te onthouden, en hun verkondigen dat zij geen deel in het Rijk van Christus hebben; als daar zijn: alle afgodendienaars; allen die verstorven heiligen, engelen of andere schepselen aanroepen; allen die de beelden eer aandoen…”
Aangrijpend.