Gedupeerde boer krijgt meer tijd om extra fosfaatrechten te claimen
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft woensdag in een aantal zaken over fosfaatrechten van veehouders het onderzoek heropend.
Het gaat om beroepen van melkveehouders tegen de door het ministerie van Landbouw vastgestelde fosfaatrechten. Volgens de boeren is het fosfaatrechtenstelsel in strijd met hun eigendomsrecht. Zij beroepen zich op het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EP).
De boeren vinden dat zij meer rechten hadden moeten krijgen, bijvoorbeeld omdat zij voor 2 juli 2015 –de referentiedatum voor de fosfaatrechten– al investeringsverplichtingen waren aangegaan.
Het CBb gaat individuele kwesties niet zelf toetsen aan het EP, maar vindt dat boeren meer tijd moeten krijgen om te kunnen bewijzen dat zij onterecht gedupeerd zijn. De minister kan daarna afwegen of ze hen alsnog tegemoetkomt. In november is er een vervolgzitting.
Het fosfaatrechtenstelsel is sinds begin 2018 van kracht. Het aantal dieren dat melkveehouders mogen houden is gebaseerd op hun veestapel op 2 juli 2015, de dag waarop toenmalig staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken de komst van fosfaatrechten aankondigde. De maatregel is bedoeld om de mestproductie van de Nederlandse melkveestapel, die vanwege het verdwijnen van de melkquotering in 2015 was gegroeid, weer onder een met Brussel afgesproken plafond te brengen.
Bij de toekenning van fosfaatrechten heeft de minister een zogeheten generieke korting van 8,3 procent toegepast. Het CBb acht die aanvaardbaar. Grondgebonden bedrijven (die over voldoende grond beschikken om de mest van hun dieren op uit te rijden) zijn van de korting vrijgesteld.