Stijging van de rente nekt pensioenfondsen
De wereldwijde rentestijging heeft enkele toonaangevende pensioenfondsen in het tweede kwartaal parten gespeeld. Hierdoor vielen vooral de beleggingen in vastrentende waarden, hoofdzakelijk obligatieleningen, tegen.
Dat blijkt uit cijfers die ABP, PGGM en PME donderdag hebben gepubliceerd.
Nederlands grootste pensioenfonds ABP (ambtenaren en onderwijzend personeel) haalde in de maanden april, mei en juni geen enkel rendement op zijn beleggingen. Daarmee bleef het fondsvermogen op een niveau van 157 miljard euro hangen.
De nummer twee, PGGM (zorg), kwam niet verder dan een rendement van 0,5 procent. Het belegd vermogen groeide met nog geen miljard euro tot 55,7 miljard euro. Het pensioenfonds voor de bedrijfstak metaal en elektro PME moest zelfs een negatief resultaat incasseren van 0,5 procent op een vermogen van ruim 14 miljard euro.
„Het tweede kwartaal stond wereldwijd in het teken van stijgende olieprijzen, een aantrekkende inflatie en hogere kapitaalmarktrentes. Zowel in de VS als in Europa ligt de rentetermijnstructuur inmiddels weer hoger dan aan het eind van 2003”, aldus directeur beleggingen R. Munsters van PGGM.
De rentestijging bezorgde het zorgpensioenfonds een koersverlies van 1,1 procent op de vastrentende portefeuille, die bijna eenderde van de beleggingen van PGGM beslaat. ABP werd hier geconfronteerd met een min van 1,3 procent en PME met een krimp van 1,4 procent. De totaalscore werd positief beïnvloed door de koerswinsten van de aandelen. Deze vormen doorgaans bijna de helft van de totale beleggingen.
ABP waarschuwt in zijn kwartaalbericht dat de kapitaalmarktrente nog wat verder kan gaan oplopen, wat de economische groei kan dempen. Ondernemingen wisten de afgelopen tijd nog winst te boeken, omdat ze onder meer met ontslagrondes kosten bespaarden om het hoofd boven water te houden in deze onzekere tijden.
Het fonds verwacht dat de hoge groei van de bedrijfswinsten nu zal afvlakken, omdat het effect van de reorganisaties voorbij lijkt. „Voor de komende kwartalen dient dan ook gerekend te worden met een wat moeizamer beleggingsklimaat.”