Juist de zwakken
Jeremia 31:8
„Zie, Ik zal ze aanbrengen uit het land van het noorden en zal hen vergaderen van de zijden der aarde; onder hen zullen zijn blinden en lammen, zwangeren en barenden te zamen; met een grote gemeente zullen zij herwaarts wederkomen.”
Men verhaalt uit de Joodse oudheden dat op de gezette hoogtijden onder Israël al wat mannelijk was driemaal per jaar voor het aangezicht des Heeren te Jeruzalem moest verschijnen. De Joden uit alle gewesten der wereld alwaar zij verstrooid waren, trokken vlijtig daarheen. Echter blinden, lammen, zwangeren enzovoorts waren daarvan verschoond (nu komen ze toch!). Onder blinden verstaan we die blind zijn naar de ziel, verduisterd in het verstand, verstoken van het inwendige licht van Gods Geest.
De tijd wanneer de Joden bekeerd zullen worden, wordt in Zacharia 14:6, 7 genoemd: „En het zal te dien dage geschieden, dat er niet zal zijn het kostelijk licht, en de dikke duisternis. Maar het zal een enige dag zijn, die de Heere bekend zal zijn; het zal noch dag, noch nacht zijn; en het zal geschieden, ten tijde des avonds, dat het licht zal wezen.”
De Heere zal met de blinde doen gelijk staat in Jesaja 42:16: „En Ik zal de blinden leiden door de weg, die zij niet geweten hebben, Ik zal ze doen treden door de paden, die zij niet geweten hebben; Ik zal de duisternis voor hun aangezicht tot licht maken, en het kromme tot recht; deze dingen zal Ik hun doen, en Ik zal hen niet verlaten.”
Onder lammen verstaan we hen die geen kracht hebben, geen voeten des geloofs om tot Jezus te gaan.
Joachim Mobachius, predikant te ’s-Hertogenbosch (”De lang gewenste en vast aanstaande bekering van het volk der Joden”, 1746)