Fouten bij uitgaven EU-geld blijven afnemen
Het aantal onregelmatigheden bij de besteding van Europees geld blijft dalen. Dat blijkt uit het jaarverslag van de Europese Rekenkamer over 2017. De controleurs van het Europese huishoudboekje vonden vorig jaar 2,4 procent fouten bij de betalingen, tegenover 3,1 procent in 2016 en 3,8 het jaar daarvoor. Een rapportcijfer van „een zes min” waard, oordeelt het Nederlandse lid van de Rekenkamer Alex Brenninkmeijer.
Voor het tweede jaar op rij keuren de boekhouders de EU-begroting ‘beperkt’ goed. De Rekenkamer controleert de uitgaven en ontvangsten sinds 1994 en gaf tot vorig jaar 22 jaar lang onafgebroken een ‘negatieve verklaring’ af.
De uitgaven vorig jaar (137,4 miljard euro) waren ‘wettig en regelmatig’ maar op het vlak van onkostenvergoedingen kan nog veel verbeteren. Fouten vinden vooral plaats bij ingediende declaraties bij EU-gesubsidieerde projecten. Op universiteiten bijvoorbeeld gaat het volgens Brenninkmeijer regelmatig mis met de vergoedingen voor personeel bij gecofinancierd wetenschappelijk onderzoek. De EU-regels zijn ingewikkeld of worden verkeerd geïnterpreteerd.
Echte fraude komt weinig voor. De rekenmeesters, die met steekproeven en administratieve controles werken, vonden op de zevenhonderd gecontroleerde transacties dertien vermoedelijke gevallen. Die zijn doorgestuurd naar het EU-bureau voor fraudebestrijding, OLAF.
Daar staat tegenover dat lidstaten, vooral de Oost-Europese, te weinig gebruik maken van EU-subsidies die voor hen beschikbaar zijn. Daardoor staat er een recordbedrag van 267 miljard euro aan niet-gerealiseerde verplichtingen op de begroting. Volgens Brenninkmeijer is het idee dat bij het publiek heerst dat de EU „zinloos geld rondpompt” verkeerd. „Er wordt niet rondgepompt. Geld ligt te wachten op goede projecten”.
Ook pleit hij voor een kortere periode voor de huidige meerjarenbegroting van zeven jaar en meer vrije bestedingsruimte om sneller geld vrij te kunnen maken bij onvoorziene crises. Voorzitter Klaus-Heiner Lehne van de Rekenkamer waarschuwt wel dat de EU realistisch moet zijn over wat ze kan doen met de middelen die haar worden toevertrouwd. De totale EU-begroting bedraagt niet meer dan 1 procent van het bruto nationale inkomen van alle 28 lidstaten samen.