Visie op eenheid kerken verandert steeds
De institutionele eenheid van de kerken heeft dr. W. Visser ’t Hooft niet kunnen bewerkstelligen. Maar misschien móest dat ook mislukken, zodat die eenheid in een nieuwe vorm gestalte zou kunnen krijgen.
Dat zei Jan Vlieger van uitgeverij Skandalon over de eerste secretaris-generaal van de Wereldraad van Kerken. Een symposium over het boek van Jurjen Zeilstra over Visser ’t Hooft, vrijdag aan de Vrije Universiteit Amsterdam (VU), trok zo’n honderd bezoekers.
Visser ’t Hooft dacht streng christocentrisch en vreesde dat een Wereldraad zonder ankerpunt in Jezus Christus snel uiteen zou vallen, aldus Zeilstra. „Zijn aarzeling bij de interreligieuze dialoog was beslist de angst dat de uitkomst zou zijn dat alle religies als gelijkwaardig zouden worden beschouwd. Dat kon hij niet aanvaarden. Een dialoog zou volgens hem alleen zinvol zijn als de deelnemers aan het gesprek ook echt achter hun eigen traditie zouden willen blijven staan.”
Interreligieus
Prof. dr. Martien Brinkman, emeritus hoogleraar oecumenische en interculturele theologie aan de VU, vroeg aandacht voor de bijdrage van niet-westerse kerken aan de oecumene. De klassieke oecumene –het zoeken naar institutionele eenheid– was in feite een typisch westerse onderneming. Vooral in Azië zijn echter haast alle grote christelijke vragen ook interreligieuze vragen.
De middelpuntvliedende krachten in het huidige wereldchristendom zijn sterk, aldus Brinkman. „Dat zal nog wel even doorgaan. Het lijkt me een noodzakelijk historisch proces. De echte contextualisering van het Evangelie is in Afrika, Azië en Zuid-Amerika eigenlijk nog maar enkele decennia geleden begonnen.”
De kerk had volgens Visser ’t Hooft eeuwenlang de plicht van het bewerkstelligen van vrede en vriendschap verzaakt, zo betoogde prof. dr. George Harinck, hoogleraar geschiedenis aan de VU. „Vanaf de middeleeuwen werd de fout gemaakt dat van religie een zaak van het persoonlijk heil gemaakt werd, waardoor het volk van God als eenheid onzichtbaar werd. Zo ontstond een gebrek aan het verlangen naar gemeenschap.”
Prof. dr. Fred van Lieburg, religiehistoricus aan de VU, belichtte het vak mondiale religiegeschiedenis. Het is de taak van de wetenschap om een nieuwe generatie studenten in te wijden in deze discipline, waarin volgens hem beweging en vernieuwing zit.
Prof. dr. Leo Koffeman, emeritus hoogleraar kerkrecht van de Protestantse Theologische Universiteit, vroeg zich af welk belang Visser ’t Hooft zelf nu eigenlijk hechtte aan kerkvereniging. Oud-stafmedewerker van de Wereldraad en tijdgenoot van Visser ’t Hooft, Albert van den Heuvel, vrijdag ook aanwezig in Amsterdam, wees er decennia na dato op dat de medewerkers rond 1960 geloofden dat de Wereldraad erop gericht was kerken organisatorisch één te laten worden. Dat beaamde hij vrijdag desgevraagd. „De focus op de eigen organisatie leidde tot de teloorgang van de institutionele oecumene. Oecumene is nu, terecht, veel spiritueler geworden.”