Iran mag weleens in de spiegel kijken
Iran werd afgelopen zaterdag opgeschrikt door een terreuraanslag. Vier schutters doodden tijdens een militaire parade zeker 25 mensen, onder wie een 4-jarig meisje. Er vielen tientallen gewonden.
Dit soort aanslagen is zeldzaam in Iran. Daar zorgt het strak georganiseerde veiligheidsapparaat wel voor. Oppositie tegen de gevestigde orde wordt doorgaans snel en hardhandig de kop ingedrukt. En al helemaal als daarbij geweld wordt gebruikt.
De Iraanse president Rohani had snel zijn oordeel klaar. Buitenlandse mogendheden zitten achter de aanvallen. De Verenigde Staten, de Golfstaten en Israël voorop. Zij steunen immers revolutionaire radicale elementen binnen de Iraanse samenleving die eropuit zijn de regering ten val te brengen.
Maar dat was nog niet alles. Teheran riep ook de ambassadeurs van Groot-Brittannië, Denemarken en Nederland op het matje. Die landen zouden leden van Iraanse oppositiegroepen ongehinderd onderdak bieden. En dat zou indirect aanslagen zoals die van afgelopen weekeinde in de hand werken.
Rohani „moet eens in de spiegel kijken”, was het oordeel van de Amerikaanse VN-ambassadeur Nikki Haley na de aantijgingen van de Iraanse president. Dat lijkt op het eerste gezicht niet zo’n vriendelijke reactie op een bloedige aanslag. Elk slachtoffer van terreur is er immers één te veel – in welk land dan ook.
Die spiegel betreft dan allereerst de vraag wie het heeft gedaan. Klakkeloos roepen dat Irans aartsvijanden –Amerika, Israël en een aantal Golfstaten– achter de aanslagen zouden zitten, is op die korte termijn natuurlijk veel te kort door de bocht. Laat staan dat Nederland, Denemarken en Groot-Brittannië dit soort terreurdaden direct of indirect zouden steunen.
Bovendien is de aanslag opgeëist door zowel Islamitische Staat als de Arabische oppositiegroep Ahvaz National Resistance. Beide kwamen overigens niet met overtuigende bewijzen van betrokkenheid. Het idee alleen al dat Washington IS, dat het zelf in Irak en Syrië bestrijdt, zou helpen om een bloedbad in Iran aan te richten is ronduit belachelijk.
Dat enkele Golfstaten –Saudi-Arabië voorop– weinig middelen onbenut laten om Iran de voet dwars te zetten, hoeft anderzijds ook geen betoog. Dat past immers in de niet-aflatende strijd tussen het overwegend sjiitische Iran en de soennitische landen in de regio om de hegemonie in het Midden-Oosten.
En precies op dat punt mag Rohani ook weleens in de spiegel kijken. Teheran mengt zich in die regionale machtsstrijd al sinds jaar en dag in conflicten buiten de eigen grenzen. De meest recente voorbeelden zijn de oorlogen in Jemen en Syrië. En via de Libanese terreurbeweging Hezbollah voert Iran al decennia een oorlog-op-afstand tegen Israël.
Dat rechtvaardigt nog op geen enkele manier terreuraanslagen zoals die van zaterdag. Maar het kan voor de Iraanse machthebbers geen kwaad de spiegel eens op te zoeken.
Hoofdredactie