Van school gehaald om thuis te helpen
Journaliste en kunsthistorica Anita Terpstra raakte gefascineerd door de vraag hoe het vroeger toeging in grote gezinnen. Haar boek ”Het huis vol” brengt een voorbije tijd adequaat in beeld. ”Een geschiedenis van het naoorlogse grote gezin”, luidt de ondertitel.
De moeder van de schrijfster kwam uit een gezin van veertien kinderen, haar vader uit een gezin van zeven. Het gezin van vaders kant zou nog groter zijn geworden als zijn moeder niet op 36-jarige leeftijd was overleden.
Terpstra raakte gefascineerd door de vraag hoe het toeging in die grote gezinnen. Het overgrote deel van haar ooms en tantes heeft ze in staat en bereid gevonden over hun verleden te praten. Hun levensverhalen, over toen en nu, worden afgewisseld met korte reflecties van de schrijfster zelf. Dat levert een bont palet aan ervaringen op. Voor de oudere generatie zijn deze herkenbaar, voor de jongere niet. Soms zijn de ervaringen zelfs onwaarschijnlijk als je ze afzet tegen het leven een halve eeuw later.
Moetje
Vroeger waren grote gezinnen heel normaal, noteert de schrijfster, zonder aan te geven waar de grens van ”groot” ligt. Ze vermeldt erbij: „omdat geloofsovertuiging een grote rol speelde en omdat er nauwelijks voorbehoedsmiddelen verkrijgbaar waren.” Door het hele boek heen blijkt hoe groot in de beschreven context –Friesland en Drenthe– de rol van de kerk inzake ethiek aangaande huwelijk en gezin nog was. Het gaat dan voornamelijk over de hervormde, gereformeerde of gereformeerd vrijgemaakte kerken.
Dat het leven sterker was dan de leer, kwam tot uitdrukking in gedwongen huwelijken en het doen van schuldbelijdenis in de kerk. Ook de ouders in de beschreven gezinnen hadden een gedwongen huwelijk, een ‘moetje’. En hoewel de vader van de auteur in dezen extra alert was op zijn kinderen, kwam het ook in zijn gezin tot diverse gedwongen huwelijken.
Huishoudschool
Twee woorden licht ik uit de beschrijvingen in dit boek. Vrouwen werden in de tijd van de naoorlogse wederopbouw ”handelingsonbekwaam” geacht. Dat ze geen eigen vermogen of bankrekening hadden was tot daar aan toe, maar voor hen diende ook slechts de huishoudschool als opleiding. Jongens gingen naar de ambachtsschool. De vaders verrichtten zware lichamelijke arbeid. Niemand van de ouders, ooms en tantes stroomde door naar het hoger beroepsonderwijs of de universiteit.
Het tweede woord is ”zelfvoorzienend”. Het eigen tuintje diende als bron voor voedsel. Gezinsleden hielpen elkaar. De eindjes konden aan elkaar worden geknoopt, ook dankzij de kinderbijslag waarmee schulden werden afbetaald.
Terpstra wil niet beweren dat vroeger alles beter was, „maar voor sommige dingen geldt dat misschien wel. Tegenwoordig hebben we vaak geen idee waar ons voedsel vandaan komt en waarmee het is bewerkt. We brengen onze fiets naar de fietsenmaker (…). Een bed kopen we kant-en-klaar in plaats van zelf hout te halen en er een in elkaar te timmeren.” De armzalige behuizing komt in beeld.
Ik noem nog wat hoofdstuktitels: ”Van twee oude jassen maakte ma een nieuwe”. ”Ik kon goed naaien en heb heel wat kleren gemaakt voor mijn broers en zussen”. ”We aten altijd oud brood, dat vult”. ”Op mijn dertiende werd ik van school gehaald om thuis te helpen”. ”Je deed niet elke dag een schone onderbroek aan”. Maar ook, inzake lijfstraffen: ”Als ze met de riem kregen, ging ik de kamer uit”. Een door de schrijfster geconcipieerd huishoudboekje spreekt verder boekdelen. En ja, bijna alle kinderen werden nog vernoemd, en dat bij zo’n groot aantal. Maar van individuele aandacht van (voor) de gezinsleden kon geen sprake zijn. Wel was er gezelligheid en speelden de kinderen vaak buiten.
Verder bevat het boek nog een drama, dat zich in de oorlogsjaren afspeelde in Harkema-Opeinde. Daar werd een 19-jarige verzetsman om het leven gebracht. Was medeverzetsstrijder opa Hendrik bij die oorlogsdaad betrokken? De schrijfster verzoekt „iemand die meer weet” het haar te melden.
Pover
Terpstra brengt een voorbije tijd adequaat in beeld. Hoewel ik niet in dezelfde armoedige omstandigheden ben opgegroeid, herken ik de beschreven levenssfeer uit mijn jeugd. Wat het effect van echte geloofsopvoeding is blijft in haar boek echter buiten beeld. Het gaat meer over de kerk en haar regels. Het afhaken van de kerk, bijvoorbeeld van de Gereformeerde Kerk vrijgemaakt, wordt wel benoemd. De secularisatie heeft in de beschreven gezinnen haar sporen getrokken.
De schrijfster laat grove bewoordingen uit de mond van de geïnterviewden staan. Bovendien blijkt, bij alle eerlijke objectieve beschrijving, waar de schrijfster zelf staat. Dat ”vrije seks” vandaag de dag algemeen geaccepteerd is, constateert ze onbevangen. Bij haar ouders zat het dragen van „zondagse kleding” er nog „ingebakken.” Maar hoe anders is het nu: „Mijn kinderen dragen het liefst het hele weekend hun pyjama of een joggingbroek, waar ze naar hartenlust en vrijelijk in kunnen voetballen, verstoppertje spelen of op de bank hangen om tv te kijken of te gamen.”
De tijd van de zó grote gezinnen is vrijwel voorbij. Maar een deugdelijk gezinsperspectief biedt dit boek niet.
Boekgegevens
”Het huis vol. Een geschiedenis van het naoorlogse grote gezin”, Anita Terpstra; uitg. Hollands Diep, Amsterdam, 2018; ISBN 978 90 488 4253 7; 286 blz.; € 19,99.