„Willem Sluiters „achter-hoek” was niet idyllisch”
De Gelderse Achterhoek viert dit jaar feest. Precies 350 jaar geleden gebruikte de gereformeerde predikant-dichter Willem Sluiter de streeknaam voor het eerst. Althans, dat denkt menigeen. Maar hoe dieper onderzoeker Peter Rutgers uit Eibergen de archieven induikt, hoe meer deze gedachte een sprookje blijkt.
Het begint allemaal met het gedicht ”Eensaem Huis- en Winter-leven”, in 1668 door Willem Sluiter opgetekend. Sluiter was vanaf 1653 tot 1672 predikant in Eibergen, zijn eerste en enige gemeente. Hij trouwde, kreeg kinderen en werd al jong weduwnaar. Tot zijn pastorale arbeid rekende hij ook het maken van gedichten.
Twee dichtregels spreken vandaag de dag in het bijzonder aan. De meeste inwoners van Eibergen en omgeving kunnen ze sinds kort wel dromen. „Waer iemant duisent vreugden soek, mijn vreugt is in dees’ achter-hoek”. Waar kun je beter zijn dan in de Achterhoek, lijken de regels te betekenen. Ze duiken overal op: in personeelsadvertenties, verhuisberichten en VVV-slogans. Zelfs in een vakantiehuis in de Franse Corrèze. Velen associëren ze met het natuurschoon in de streek en het relaxte buitenleven. Op het eerste gezicht is dat ook niet zo raar. In het gedicht ”Buiten-leven”, een lofzang op het plattelandsleven, schrijft Sluiter bijvoorbeeld:
„Wie isser, die niet, met vermaek / Na ’t vrye buiten-leven haek? / Om liever daer sich te verquikken / Dan soo elendelik te stikken / Door bange lucht van ’t Steedsch gedrang?”
Ongemak en ellende
Het jaar 2018 wordt door een initiatiefgroep in de gemeente Berkelland uitgeroepen tot Sluiterjaar. Historisch museum De Scheper in Eibergen organiseert een expositie en de projectgroep 350 jaar Achterhoek vraagt onderwijskundige en bestuurskundige Peter Rutgers (1942) een bijdrage te schrijven voor het herdenkingsboek ”Van achter-hoek tot Achterhoek”. Rutgers begint in het vroege voorjaar met het onderzoek naar een verband tussen Sluiters „achter-hoek” en de huidige geografische aanduiding Achterhoek.
Een van de eerste dingen die hij onder ogen ziet, is dat het plattelandsleven in de tijd van Sluiter allerminst idyllisch is. Overstromingen zorgen voor ongemak en ellende. Van een „fraai coulisselandschap” is nog geen sprake. Bovendien maakt de bisschop van Münster de omgeving onveilig omdat hij meent dat de heerlijkheid Borculo, zoals het gebied toen heette, aan hem toebehoort. Willem Sluiter slaat in zijn Eibergse tijd twee keer op de vlucht voor de rooms-katholieke dreiging uit Münsterland. Richting Deventer, of nog verder, naar Utrecht en Holland. Zijn kinderen, die ook al geen moeder meer hebben, moet hij dan achterlaten.
Rutgers: „Als Sluiter schrijft over hoe mooi het hier is, over kabbelende beekjes en fluitende vogels, roept dat op z’n minst vraagtekens op. Het is bekend dat Sluiter nagenoeg niet schrijft over ellende. In zijn werk zul je geen triestigheid en oorlogsgedonder tegenkomen. En dan heb ik het nog niet eens over veepest, kinder- en moedersterfte, misoogsten.”
Hemel op aarde
De „vreugt” van Sluiter heeft dan ook niet te maken met aardse genoegens, concludeert Rutgers. Wereldse zaken zijn aan de dominee-dichter niet besteed. De orthodox-gereformeerde predikant –leerling van Voetius– wil leven naar Gods wetten. „Dat is nu eenmaal gemakkelijker te realiseren „in mijn hoek, hier achter” dan in de grote stad vol afleiding. Sluiter heeft de stilte van het platteland en de geluiden uit de natuur nodig om de verbinding met God te ervaren.”
Na bestudering van Sluiters gedichten en teksten van tijdgenoten is Rutgers ervan overtuigd dat „dees’ achter-hoek” in de dichtregels synoniem is voor een uithoek, een afgelegen plek. Voor de dichter vormden zulke plekken de hemel op aarde. Zijn „hoekje”, „eensaem hoekje” en „achter-hoek” brachten hem vrede en rust, stichting en vreugde. „Willem Sluiter had met dees’ achter-hoek zeker niet het huidige geografische gebied Achterhoek voor ogen. Laat staan dat hij de intentie had een gebied een eigennaam te geven. Nee, met „dees’ achter-hoek” doelde de dominee louter op het gebied van zijn kerkelijke gemeente. Het stadje en de zes buurschappen die Sluiters christelijke gemeente vormden waren Eybergen, Mallem, Olden-Eyberg, ’t Loo, Haerloo –waaronder Waterhoek– Hupsel en Holterhoek.”
In zijn dichtbundel ”Vreugd- en Liefde-Sangen” bezong Sluiter in 150 coupletten hoe ingenomen hij wel niet was met zijn kerkelijke gemeente. Over ’t Loo:
„Loo, gy moet ook in den rang / Van mijn sang / Daer ik onse kerspels (kerkelijke) luyden / Elk bijzonder in een hoek / Mee besoek / Oost en west en noord en zuyden.”
En over Mallem:
„Mallem, uytgelesen hoekje / Die uw liefde toond aan my / Neemt in dank weer aen dit Boekje / En gedenkt ’r mijner by.”
Streeknaam
Is Sluiters „achter-hoek” door de eeuwen heen dan wellicht als streeknaam gaan fungeren? Zijn dichtbundels vonden in zijn tijd breed aftrek. Omdat Sluiter een deel ervan op muziek zette, zijn liederen generaties lang mondeling overgedragen. Dat geldt echter niet voor het gedicht ”Eensaem Huis- en Winter-leven”, zegt Rutgers, simpelweg omdat Sluiter het niet van een melodie voorzag.
Meer dan tweehonderd jaar schrijft er niemand over een connectie tussen de dichtregels en de streeknaam, ook niet als Sluiter in 1853 en 1953 wordt herdacht. Pas in de twintigste eeuw rakelen streekschrijvers Hendrik Heuvel en Hendrik Odink de regels op. Ze gebruiken de dichtregels romantiserend, stelt Rutgers, en geven er een wereldse uitleg aan. Niemand legt een verband met de streeknaam. Wel waardeert Heuvel de term „dees’ achter-hoek” op tot „den Achterhoek”. In een dissertatie van neerlandicus C. Blokland (1965) over Sluiter komen de dichtregels helemaal niet voor.
Wat Rutgers boven tafel haalt, krijgt steun, maar blijkt tegelijk niet voor iedereen even gemakkelijk te verteren. Critici vragen of hij zijn conclusie wil nuanceren, voor de auteur een bewijs van hoe nostalgie geschiedschrijving in de weg kan zitten. Hij besluit zijn publicatie voor het jubileumboek terug te trekken en in eigen beheer uit te geven. ”Sluitermania”, noemt hij de uitgave. De ondertitel luidt: ”Van achter-hoek tot Achterhoek? Hoe dichtregels van Willem Sluiter worden geannexeerd.”
Blijft de vraag staan hoe de Achterhoek dan wel aan zijn naam is gekomen. Met behulp van krantenknipsels laat Rutgers zien hoe er sinds het midden van de negentiende eeuw in negatieve zin over ”achterhoeken” werd geschreven. Achterhoeken stonden voor uithoeken. In Den Haag telden ze niet mee. Als de oostelijke grensgebieden gaandeweg de negentiende eeuw en begin twintigste eeuw mee gaan tellen, krijgen ze de namen Drentsche Achterhoek, Overijsselsche Achterhoek en Geldersche Achterhoek. De betekenis van de naam Achterhoek is dan niet langer negatief, maar positief.
Alternatief voor liederlijke liedjes
Met flink wat vrijwilligers en nog meer liefde zorgt het kleine historisch museum De Scheper in Eibergen voor de nalatenschap van Willem Sluiter (1627-1673). Vanwege het Sluiterjaar is er extra ruimte vrijgemaakt voor de dichter-dominee van Eibergen. Het museum is trots op de kloeke collectie van 130 dicht- en gezangbundels. De grootste verzameling van Europa, volgens medewerkers Marjo van Nes en Jokes Reijgersberg. „Misschien zelfs de grootste ter wereld.” Bijna elk gelovig gezin had in Sluiters tijd gedichten van zijn hand in huis. Tot in de achttiende eeuw verschenen er herdrukken. Met zijn taal voor het volk bereikte Sluiter grote groepen mensen. Hij wilde zijn gemeenteleden een stichtelijk alternatief bieden voor de liederlijke liedjes die de ronde deden.
Voor het raam van de zogenoemde schrijverskamer in het museum is een levensgrote afbeelding gespannen waarop Sluiter voor een open venster aan tafel zit, een zomers landschap op de achtergrond. In bijna alle dichtbundels van Sluiter is deze prent van Jan Luyken de eerste afbeelding. Ploegende paarden, koeien in de schaduw, een vrouw gebukt onder een juk met twee emmers water. Dit is nou het buitenleven, zegt Van Nes. Het buitenleven waar Sluiter zo graag over schreef en waarmee hij zich nog steeds een plek verwerft in de harten van de Achterhoekers.
Pal tegenover het museum staat de Oude Mattheüs, de kerk waar Sluiter ooit voorging. Hier is tijdens de recente open monumentendagen de Sluiterviering officieel van start gegaan. Gert Oosterom uit Gouderak, die Sluiters werk digitaliseert en zingt, liet onder begeleiding van de luit enkele liederen horen. Bennie Jolink van de voormalige rockgroep Normaal nam het eerste exemplaar in ontvangst van het jubileumboek ”Van achter-hoek tot Achterhoek”, een uitgave van de twee historische verenigingen in de gemeente Berkelland. Aansluitend had in museum De Scheper de opening van de expositie over Willem Sluiter plaats. De tentoonstelling loopt tot 15 december.