Algemene Beschouwingen: theater én serieuze krachtmeting
Geregeld gaat het er tijdens de Algemene Beschouwingen ruig aan toe. „Doe eens normaal, man”, zo wezen premier Rutte en PVV-leider Wilders elkaar in 2011 terecht. Vijf vragen aan politiek historica dr. Carla Hoetink over de confrontaties tussen kabinet en Tweede Kamer.
De gewoonte om jaarlijks beschouwingen te houden, bestaat sinds meer dan honderd jaar. Is er een duidelijk omslagpunt aan te wijzen in de manier waarop ze verlopen?
Hoetink, auteur van het pas verschenen ”Macht der gewoonte. Regels en rituelen in de Tweede Kamer na 1945”: „Historisch gezien zijn er denk ik een paar verschuivingen te noemen. Zo stonden kabinet en Kamer voor 1918, toen er nog geen duidelijke partij- en fractievorming was, anders tegenover elkaar dan nu. Tot 1906 stelde de Kamer bijvoorbeeld nog een gezamenlijk adres van antwoord op, als reactie op de Troonrede. Over de vaststelling daarvan werd intensief gedebatteerd. Die traditie verdween geleidelijk naar de achtergrond en in plaats daarvan won het algemene debat over de ingediende begroting aan belang.
Van betekenis was ook de keus van regeringsfracties, vanaf midden jaren 60, om regeerakkoorden te sluiten. Mede daardoor zien we nu geregeld dat de coalitie- en de oppositiepartijen in deze debatten als twee blokken tegenover elkaar komen te staan.
Verder beginnen de beschouwingen sinds 1993 in de regel al een dag na Prinsjesdag. Dat komt de reactiesnelheid van de Kamerleden natuurlijk zeer ten goede. Voor dat jaar waren ze in oktober en had het kabinet twee weken de tijd om zijn plannen in de media te verkopen. In de tussentijd had de Kamer vaak het nakijken.”
Ziet u een duidelijke lijn van saai naar levendig?
„Nee, dat kun je niet zo zeggen. Sommige beschouwingen in de jaren 70 of 80 waren levendig en enerverend. En in de tijd van de paarse kabinetten waren ze soms uitgesproken saai. Eigenlijk gingen ze vooral over een luxeprobleem: „Waar zullen we het geld nu eens aan uitgeven?” Hoeveel zelfprofilering Kamerleden in deze debatten aan de dag leggen, heeft vooral te maken met de politieke temperatuur van het moment.”
Hoe beoordeelt u de typering: de Algemene Beschouwingen zijn een van de hoogtepunten van het politieke jaar?
„Daar kan ik in meegaan. Kamerleden sparen hun vragen graag op tot de begrotingsdebatten en de algemene discussie die hieraan voorafgaat. Als een Kamerlid een verzoek doet om te interpelleren, wat inhoudt dat de vergaderagenda doorkruist wordt om een bewindspersoon te bevragen, is de eerste toets bijna altijd of dezelfde vragen niet ook kunnen worden ondergebracht bij de Algemene Beschouwingen of een begrotingsdebat. Dat zegt wel wat.”
Sommigen zeggen: Zolang de beschouwingen uitdraaien op een krachtmeting tussen de regeringspartijen en de oppositie zijn ze per definitie saai, omdat de coalitie bijna altijd wint.
„Die krachtmeting zit er als het ware een beetje ingebakken; dat is waar. De oppositie verricht bij de Algemene Beschouwingen de aftrap. Daarna spreekt de grootste regeringspartij en vervolgens wisselen de woordvoerders van beide kampen elkaar af.
Al in de jaren 20 heette dat een goede gewoonte te zijn en vanaf 1975 is die volgorde op de sprekerslijst geformaliseerd. Daar is veel voor te zeggen. De belangrijkste taak van de Kamer is het controleren van de regering en zo’n sprekersvolgorde brengt mede tot uitdrukking dat zoiets nu eenmaal een krachtige oppositie vereist.
Dat de woordvoerders van de coalitie rekening houden met de regeringsverantwoordelijkheid van hun partij lijkt me verdedigbaar. Er zijn ook debatten waarin ze veel minder in een strak keurslijf zitten, zoals het jaarlijkse verantwoordingsdebat. Dat biedt de Kamer een uitstekende kans om zich meer als collectief op te stellen tegenover het kabinet.
Hoe het publiek de beschouwingen ervaart, wordt overigens ook bepaald door de vraag met hoeveel verve het politieke spel wordt gespeeld. Van Hans Wiegel is bekend dat hij de hele VVD-fractie in de jaren zeventig tijdens de laatste schorsing voor de stemming optrommelde in de fractiekamer. Tijdens de beraadslaging mocht niemand lachen. De kijker móést de indruk krijgen dat zijn fractie tot het laatste moment zoekende was naar de juiste positiebepaling.”
Wat verwacht u van de komende beschouwingen?
„De scheiding tussen coalitie en oppositie zal ook dit keer een belangrijke breuklijn zijn. Alhoewel, deze coalitie is een verstandshuwelijk en leunt op compromisbereidheid. Kamerleden van VVD, CDA, D66 en ChristenUnie zullen voor hun achterban duidelijk willen maken welke onderdelen zij uit overtuiging steunen, en welke offers hun partij daarvoor heeft moeten brengen.
Mogelijk krijgen we ook nog Kamerleden te zien die speciaal voor de beschouwingen een stukje theater hebben ingestudeerd. Als dat hen helpt in het markeren van hun positie ten opzichte van het kabinet, lijkt me dat prima. Publicitaire trucs zijn van alle tijden.
Het Kamerlid Jacques de Jong van de Nieuwe Middenstandspartij ging al in 1972 met een schoolbordje het podium op in een poging aan de hand van simpele cijfers aan te tonen dat de regering de kleine middenstanders bestal. Iedereen begreep zijn punt.”