De liefde is sterk als de dood
Titel:
”Bruidsbrieven uit de cel”
Auteur: Dietrich Bonhoeffer
Uitgeverij: Ten Have, Baarn, 2004
ISBN 90 259 5408 1
Pagina’s: 320
Prijs: € 24,90. Liefdesbrieven zijn bestemd voor twee paar ogen. Alleen die ze schrijft en die ze vervolgens leest, kennen de emotie waarvan ze de expressie zijn. Een derde hoort daar eigenlijk niet bij. Toch wisten de beide geliefden van wie we de brieven kunnen lezen in ”Bruidsbrieven uit de cel”, Dietrich Bonhoeffer en Maria von Wedemeyer, toen ze schreven al dat elke zin zou worden gezien door derden.
Hun correspondentie moest immers de censuur passeren die het gevangenisbestaan van Dietrich onontkoombaar met zich meebracht. Men vraagt zich af hoe het mogelijk is om de spontaniteit niet te verliezen bij de wetenschap dat de vijand meeleest. Hoe kunnen twee verliefden elkaar de innigste gevoelens laten weten, als ze tegelijk beseffen dat diegenen die de vervulling van de verlangens blokkeren er kennis van nemen?
Je zou haast gaan denken dat het een geraffineerde manier van geestelijke marteling is om een liefdescorrespondentie vanuit de cel toe te staan. Die zou de geestelijke weerbaarheid van de gevangene misschien kunnen breken. Zou dat de verborgen opzet van de nazi’s kunnen zijn geweest? We weten het niet. Wat we wel zien, is dat het ze niet gelukt is, en dat de brieven van en naar de cel van Dietrich Bonhoeffer hem juist een bijzondere kracht hebben gegeven om te volharden in de twee laatste jaren van zijn leven.
Opmerkelijk liefdespaar
Het was in veel opzichten een ongelijk liefdespaar. Dietrich was toen de liefde begon bijna twee keer zo oud als zijn achttienjarige Maria. Hij was afkomstig uit het milieu van de beschaafde Duitse burgerij. Zij behoorde tot kringen van de Pruisische landadel. Dietrich was de begaafde theoloog, met zijn internationale oecumenische contacten. Hij nam een leidende positie in bij het kerkelijk verzet tegen Hitlers nazisme. Zij was een meisje dat net haar middelbare school had afgerond en met haar sprankelende levenslust nog aan het eigenlijke leven moest beginnen.
En toch vonden deze twee elkaar en werden ze verliefd. Het was op een cruciaal moment. Maria had haar vader verloren, met wie ze een bijzondere relatie had -zoals ook uit haar brieven blijkt-, en ook haar broer Max. Beiden waren gesneuveld aan het oostfront. En juist op dat moment ontmoette ze ’dominee’ Bonhoeffer, die een goede bekende was van haar grootmoeder.
Het was begrijpelijk dat werd afgesproken dat er eerst wat afstand werd genomen, gezien de bedenkingen die er ongetwijfeld geweest zullen zijn. Het is alleen triest om te beseffen -maar dat is uiteraard achteraf- dat ze de enige periode waarin er nog sprake had kunnen zijn van een echte ongedwongen verkering zo voorbij hebben laten gaan.
Ontroerend verlangen
Op 5 april 1943 werd Dietrich gearresteerd. Hij was betrokken bij het verzet binnen de militaire inlichtingendienst. Toen dat opgerold werd, zette men hem gevangen. Aanvankelijk leek het erop dat zijn detentie niet zo lang zou duren. De eerste periode van de correspondentie met Maria getuigt van een optimisme, van beide kanten, in de verwachting dat ze spoedig weer in vrijheid bijeen konden zijn.
Het heeft helaas nooit meer werkelijkheid mogen worden. De enige keren dat ze elkaar zagen waren de bezoekverloven, waarbij Dietrich en Maria elkaar alleen in het bijzijn van anderen in de ogen konden kijken. Wie vanuit de brieven leest hoezeer het verlangen in hun harten brandde om elkaar in de armen te nemen, om elkaar als twee verliefden te omhelzen, die voelt haast iets van de pijn van het besef dat het nooit zover is gekomen. Het is bijzonder ontroerend om de brieven te lezen met de wetenschap die de twee verloofden (gelukkig) nog niet bezaten: dat ze nooit in vrijheid hun liefde zouden mogen beleven.
Na 20 juli 1944, toen een militaire aanslag op Hitler mislukte, veranderde voor Dietrich het gevangenisregime drastisch. Het wordt ook uit de brieven duidelijk dat de hoop op een aanstaande invrijheidsstelling steeds verder weg raakt. En aan het einde lijkt het onuitgesproken besef te zijn dat de toekomst waarvan ze samen in hun brieven zo konden dromen, geen werkelijkheid zou worden. Op 19 april, vlak voor de Bevrijding, werd Dietrich Bonhoeffer samen met andere hoge verzetsmensen op Hitlers nadrukkelijk bevel vermoord.
Geloof, hoop en liefde
Juist ook deze ”Bruidsbrieven uit de cel” zijn naast alles wat er verder van Bonhoeffer bekend is -zijn geschriften, zijn oecumenische contacten, de wijze waarop zijn theologisch gedachtegoed na de oorlog (ten onrechte mijns inziens) geclaimd is door de theologie van de secularisatie- een onmisbaar correctief van een mogelijk eenzijdig beeld. De Bonhoeffer die we in de liefdesrelatie met zijn Maria ontmoeten, is niet zozeer de theoloog als wel de christen, die juist in de crisis van zijn leven, samen met haar met wie hij misschien niet zijn theologie, maar wel het geloof mocht delen, leerde leven uit Christus, in geloof, hoop en liefde.
De brieven zijn getuigen van gelóóf. Niet als een vlucht uit de werkelijkheid, maar als een onschokbare wetenschap, zichzelf gans en al te mogen verlaten in de handen van God om zonder compromis Christus te volgen. Niet de gelovigheid en de godsdienstigheid van de vormen en tradities alleen, maar het vertrouwen in de levende God. In de raad die Dietrich geeft als Maria hem schrijft over haar geloofscrisis rond Pasen 1944 is de kern: „Wij willen Christus gehoorzamen en toebehoren en niemand anders!” (blz. 186)
De brieven spreken van hóóp, van onmogelijke verwachting in een desperate situatie. De hoop die een gevangene overeind houdt, is dat toch eens de vrijheid komt. Deze verwachting is niet vervuld. En toch is deze hoop het die het leed verzacht en overstijgt. In zijn brief aan Maria vlak voor het laatste Kerstfeest lezen we de woorden van Dietrichs meest bekende gedicht: „Door goede machten wonderbaar geborgen/ wachten wij rustig, wat ons lot ook zij./ God is met ons in de avond en de morgen,/ en elke nieuwe dag is Hij nabij.” (blz. 219)
De brieven van Dietrich en Maria zijn vooral ook getuigen van de líéfde. De overtuiging dat het God is die hen in liefde aan elkaar gegeven heeft, als twee mensenkinderen die ondanks alles voor elkaar bestemd zijn. De liefde die uit God is en die ze voor elkaar mogen koesteren, die blijft al gaat het door de crisis heen. Die veel dieper, groter en echter is dan een liefde die als vanzelfsprekendheid van jaren wordt ervaren.
De intense realiteit van deze liefde, die beperkt moest blijven tot slechts een aantal gevangenisbezoeken en een gecensureerde correspondentie laat voor ieder die het leest een onuitwisbare indruk na. Alleen al het beeld dat Maria oproept als ze schrijft dat ze in haar kamer een krijtkring om het bed getrokken heeft ter grootte van Dietrichs cel, waarin ze een tafel en stoel heeft gezet, om zo haar liefste bij zich te weten in haar onmogelijk en ondraaglijk verlangen, zegt meer dan duizend woorden (blz. 186).
Het is zonder meer duidelijk dat bij de uitgaven van de verzamelde werken van Bonhoeffer deze (hernieuwde) uitgave (met een ”Woord vooraf” van Herman Selderhuis) van de ”Bruidsbrieven uit de cel” niet mocht ontbreken.