Goed doen
Zo lang u niet leert uw zondige genegenheden te bedwingen, kunt u ook werkelijk niet menen dat u een kind van God bent. De zonde is door een langdurende gewoonte als een diep ingeworteld onkruid dat moeilijk uit te roeien is. De zonde staat met u op en vergezelt u op uw wegen. De zonde is bij u in uw burgerlijke omgang en in uw gezelschappen. De zonde gaat met u slapen. Kan ook een moorman zijn huid veranderen?Nog een andere oorzaak van zo’n schaarse levensverbetering is de geringe liefde en achting voor het predikambt. Is men ziek, dan gelooft en vertrouwt men de geneesheer. Is men echter naar de ziel ziek, dan wil men hem niet geloven die door God tot wachter en zorger over onze ziel aangesteld is. Bestraffen zij, dan gaat het als met de onverstandige patiënten die niet graag hebben dat hun wonden (zonden) worden aangeraakt. Men hoort Gods Woord wel, maar men leeft zoals men wil. Zo zult gijlieden ook kunnen goeddoen die geleerd zijt kwaad te doen.
Men heeft ook geen eerbiedige gedachten over Gods heiligheid en gerechtigheid. Men acht Zijn barmhartigheid te groot en Zijn rechtvaardigheid te klein. En wanneer Hij ons een tijdlang toelaat te zondigen, dan worden we gerust en denken wij dat de begane zonden niet veel te betekenen hebben.
C. Mel, predikant te Hersfelt (Duitsland) (De geopende genadetroon, 1712)