Vrijheid van godsdienst als tegengif voor nepnieuws
In het Europees Parlement presenteerde de speciale EU-gezant voor godsdienstvrijheid, Jan Figel, dinsdag een voorzichtig optimistisch rapport.
Waarom is vrijheid van godsdienst zo belangrijk?
„Ik zie hier veel mensen met mobiele telefoons, maar praten we ook echt met elkaar? We zien een stortvloed aan onverschilligheid; dat moeten we doorbreken. Bevorder waarheid en vrijheid, zorg voor dialoog en communicatie –ook over de religieuze kant van ons bestaan–: dat is het beste medicijn tegen propaganda en nepnieuws.”
Heeft de EU wel recht van spreken over vrijheid van godsdienst, als je let op de groeiende onverdraagzaamheid tegenover de islam in Europese landen?
„We moeten met z’n allen zorg dragen voor onze vrijheid, niet alleen binnen de Europese Unie, maar ook daarbuiten. Als we de vrijheid van geweten en van meningsuiting respecteren en ook daarnaar handelen, zijn we ook geloofwaardig voor de buitenwacht. Als we menen te kunnen optreden als leraar en prediker zonder intern de zaken op orde te hebben, zijn we huichelaars.”
Welke sancties kan de EU opleggen als geloofsrechten in het gedrang komen?
„Verschillende, maar vooral op het vlak van ontwikkelingssamenwerking. Onze hulp is voorwaardelijk, gebaseerd op mensenrechten en op godsdienstvrijheid in het bijzonder. Daarnaast zou de EU vaker handelsvoorwaarden in het geweer moeten brengen om de menselijke waardigheid, waar dan ook, te beschermen.”
Welke grote successen hebt u als speciaal gezant voor de godsdienstvrijheid geboekt?
„In Sudan kon ik helpen bij de vrijlating van negen gevangenen, wat voor veel Sudanezen een hoopvol signaal was in moeilijke omstandigheden. In Pakistan, waar religieuze verschillen zorgen voor geweld en zelfs bloedvergieten, proef ik grotere bereidheid tot gesprek over gelijke burgerrechten.
Het is nog maar een begin. Ik voel me een pionier op een voor de EU nieuw terrein. We kunnen meer doen in samenwerking met de Europese Commissie. Ik ben verder blij dat Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland zelf een eigen gezant voor godsdienstvrijheid gaan inzetten. Misschien volgt Nederland nog, want godsdienstvrijheid is een lakmoesproef voor mensenrechten.”