Eén vracht voor de prijs van twee
Door de lage waterstanden in rivieren en kanalen kunnen binnenvaartschippers soms maar een derde van een normale lading meenemen. Gevolg: een vracht kost de verlader al gauw het dubbele. De schipper vaart daar wel bij.
Op de Waal en de Rijn is het „dringen”, zegt binnenvaartschipper Christiaan Boogaard uit ’s-Gravenpolder. In die rivieren staat het water nog steeds erg laag. De vaargeul voor schepen is daardoor smaller dan gebruikelijk. Voor sommige trajecten geldt een inhaalverbod en varen de schepen in een file achter elkaar aan.
Veevoer
Voor de 39-jarige schipper is de droge zomer een bijzondere periode. Het overbrengen van zijn ladingen –veevoer, staalproducten, containers en af en toe zand en grind– gaat anders dan hij gewend is. Eigenaren van de goederen vragen soms om meerdere keren heen en weer te varen en zo de vracht toch op de plaats van bestemming te krijgen. Andere keren houden ze de vrachten vast en wachten ze om hoge kosten te voorkomen totdat het water weer is gestegen, zegt hij.
Een schip kan door de lage waterstand maar een beperkte hoeveelheid vracht vervoeren. Hoe zwaarder een vracht, hoe dieper een schip in het water komt te liggen en hoe groter de kans dat het schip vastloopt op de bodem. Terwijl Boogaards vrachtschip van 110 meter lang, de Terra Maris, normaalgesproken zo’n 2300 tot 2400 ton per reis verscheept, kan het schip nu hoogstens een derde van dat gewicht meenemen.
Dat binnenvaartschepen minder vol geladen kunnen worden, beaamt Evofenedex. Deze organisatie vertegenwoordigt de verladers, de bedrijven die hun producten laten vervoeren door de binnenvaart. „Een zandschip is nog niet eens voor de helft gevuld”, zegt Jurgen van der Sloot, beleidsadviseur binnenvaart en spoor. „Voor een normale lading zijn dus twee of drie schepen nodig.”
Dat betekent meer drukte op de waterwegen en vertraging in de leveringstijd, en maakt het voor de verladers lastig om op tijd hun goederen bij de klant te krijgen, aldus Van der Sloot.
Lobith
Het meest knelt het volgens Van der Sloot op de vaarroute vanuit en naar Duitsland over de Rijn en de Nederrijn. Deze week stond het waterpeil in de Rijn bij Lobith –de Gelderse plaats waar de rivier Nederland instroomt– op het allerlaagste peil ooit: 6,81 meter boven NAP.
De belemmeringen zijn minder groot in het noorden van het land en de Randstad. Zo is de doorgang tussen Leiden en Rotterdam gewoon vrij, zegt Van der Sloot. Heineken vaart nog volop bier van Zoeterwoude via Alphen aan den Rijn naar de Rotterdamse haven voor de export naar het buitenland. Met de sluizen bij de kanalen is de stand van het water in het westen van land op normaal niveau te houden.
Dat zegt ook Stefan Meeusen, directeur van de Nederlandse Particuliere Rijnvaart Centrale (NPRC). De 120 particuliere binnenvaartondernemers die bij het samenwerkingsverband van de NPRC zijn aangesloten, varen in heel West-Europa. „Op het Amsterdam-Rijnkanaal kan moeiteloos worden doorgevaren.” De smalle vaargeulen in de grote rivieren vragen wel wat meer stuurmanskunst van de schippers, zegt Meeusen, want ze hebben wat minder ruimte om te manoeuvreren.
Halflege schepen
Als de schepen halfleeg zijn, wat betekent dat dan voor het prijskaartje dat aan het transport hangt? „Er is geen schipper die maar de helft van zijn prijs in rekening brengt”, zegt Van der Sloot. Hij zag de tarieven voor het transport over water flink stijgen. In vergelijking met een paar weken eerder betalen de verladers voor een normale vracht volgens hem ongeveer het dubbele. Dat is vooral pijnlijk voor verladers van bulkgoederen als zand en grind, waar relatief weinig aan wordt verdiend. Aannemers en ook de overheid zullen dat volgens Van der Sloot merken in de kosten voor bijvoorbeeld bouwprojecten en wegenbouw.
„De schippers doen goede zaken en zijn daar natuurlijk blij mee”, zegt Meeusen. Een schip vaart nog steeds dezelfde afstand van A naar B en met dezelfde bemanning, legt hij uit. Dat betekent over het algemeen dat de prijs per te vervoeren ton op de markt stijgt. „Al verschilt de prijs ook per contract en regio.” Uiteindelijk zal de consument betalen voor de hogere kosten, denkt Meeusen.
Feestje
Ook Boogaard verdient deze weken een goed belegde boterham. Al is dat een „feestje van de korte termijn” stelt hij. „Als het waterpeil weer stijgt, keert het economische tij ook wel weer.” De lage waterstanden zijn op de lange termijn ook niet ideaal voor de binnenvaart, zegt hij. „Ladingeigenaren zijn duur uit. Op den duur zullen die zoeken naar goedkopere vormen van transport, bijvoorbeeld per vrachtauto of trein.”
Daarom hoopt Boogaard dat er de komende tijd meer regen valt. „Wij varen wel rustig door en leven wel ons leventje. Maar de boeren hebben echt grote problemen. Hun gun ik de regen vooral.”