Religieuze emoties van wisselend belang
Uit veel lezingen op het vijfde internationale piëtismecongres, deze week in het Duitse Halle, bleek dat religieuze emoties binnen een gezelschap niet in elke tijd even intens zijn, maar kunnen wegebben of toenemen. Veel onderzoekers nemen daarom aan dat religieuze gevoelens historisch bepaald zijn.
Prof. dr. Wolfgang Breul uit Mainz behandelde in zijn lezing de rol van emoties binnen de broedergemeenten van de hernhutters –volgelingen van de Oost-Duitse graaf Von Zinzendorf– in de 18e eeuw. Hij liet zien welke betekenis emoties in de verslagen van rondtrekkende hernhutter predikers hadden.
Stereotiep
Volgens Breul is er tot 1800 een continuïteit te zien in deze bekeringsverhalen. In de beginfase kwamen enkele meisjes tot bekering, wat met heftige emoties gepaard ging: ze huilden, weigerden te eten en wierpen zich op de grond. Deze diep emotionele vorm van religie vond men aanvankelijk ook in verslagen van rondreizende predikers. Daar lees je over diepe gevoelens van verlorenheid, maar ook over innige liefde voor de Heiland. Rond 1800 nam de betekenis van emoties in de verslagen af, stelt Breul. Nog steeds werden ze genoemd, maar veel minder in aantal en bovendien stereotiep van aard.
Het omgekeerde gebeurde in bekeringsverslagen in enkele lutherse gebieden in Duitsland, zo stelde de Amerikaanse prof. dr. Jonathan Strom. Vanaf 1690 speelden emoties daarin een belangrijke rol, hoewel sommige piëtisten –zoals August Hermann Francke uit Halle– kritisch waren over gevoelens. Volgens hem kunnen gevoelens ook bedriegen.
De ambivalente houding tegenover emoties verklaart dat een nuchter bekeringsverslag als dat van Johann Caspar Schade populair was in het Duitse lutheranisme. Schade ervoer geen diepe crisis waarop een doorbraak volgde. Uit zijn verslag blijkt vooral de constante trouw van de Heere in zijn leven.
Na 1730 nam volgens Strom de betekenis van emoties in lutherse bekeringsverslagen toe. Alleen een bekering die gepaard ging met veel emoties gold als een echte bekering. Dit beeld kwam vooral terug in verslagen van de bekering van misdadigers. Volgens Strom gebruikten predikanten emoties om gevangenen te raken. Terwijl iemand als Francke van mening was dat alleen God religieuze gevoelens kan bewerken, werd vanaf 1730 ook menselijke inbreng van belang geacht.
Moderniteit
Prof. dr. Douglas H. Shantz uit Canada vermoedt dat achttiende-eeuwse piëtistische autobiografieën een bijdrage hebben geleverd aan het ontstaan van het „emotionele zelf”, dat kenmerkend is voor de moderniteit.
Aan de hand van bekeringsverhalen uit de 18e eeuw liet Shantz zien dat piëtisten een lans braken voor openheid over religieuze gevoelens. In bekeringsverslagen werden namelijk zowel de diepte van verslagenheid over de zonde als de hoogte van vreugde in Christus getoond. In latere bekeringsverslagen werd nog steeds dezelfde taal gebruikt, maar was er niet zozeer sprake van een bekering tot God en Zijn dienst. Het verstand nam een steeds belangrijkere plaats in.