Hartenkenner
Geliefden, ik vraag u, bekijk uzelf eens in de spiegel van de goddelijke wet. Kunt u daar wel in kijken, zonder dat een menigte zonden tegen u getuigt? God is een hartenkenner. Hij weet alle zondige gedachten die u afgelopen week in uw hart hebt gehad. Hij heeft alle zondige woorden gehoord en de minste zondige daden zijn voor Hem niet verborgen. Hoeveel malen zijn die ondeugden niet bestraft?Maar wie gelooft het, o grote God, dat U zozeer daarover vertoornd bent? Wie heeft vrees voor Uw gramschap? Wie laat na zijn hart van God af te trekken en op de ijdele dingen van de wereld te zetten? Hoeveel wordt Gods heilige en dierbare naam met vloeken en zweren in de mond genomen en dat na zo veel vermaningen? Zou men dan niet met de profeet uitroepen: Zou een Moorman zijn huid veranderen?
U weet hoe men de dag des Heeren moet doorbrengen en dat we ons alle dagen van ons leven van kwade werken moeten wachten. Doch er volgt zo weinig verbetering. Zou ik dan niet zeggen mogen: Gij kunt geen goed doen, die geleerd zijt kwaad te doen? Wilt u weten waar het vandaan komt dat men zo in godloosheid toeneemt en in Gods vrees afneemt? Het is door de gewoonte te zondigen. Men wederstaat de boze en verdorven natuur niet. Men denkt: Ik ben nu eenmaal zo, ik kan mij niet veranderen.
C. Mel, predikant te Hersfelt (Duitsland) (De geopende genadetroon, 1712)