Buitenland

Democratie in het Midden-Oosten is een hachelijke zaak

In de Arabische wereld was Libanon lange tijd de enige democratie. Voormalig Amerikaans president George W. Bush dacht dat democratie ook voor het Midden-Oosten het eenvoudige wondermiddel was.

Martin Janssen
27 August 2018 16:36Gewijzigd op 16 November 2020 13:59
De partij van Hadi al-Amiri werd tweede in Irak.  beeld AFP, Ahmad al-Rubaye
De partij van Hadi al-Amiri werd tweede in Irak.  beeld AFP, Ahmad al-Rubaye

Ze zou radicalisering en terrorisme voorkomen. Arabische volkeren zouden snakken naar dit westerse staatsmodel. Libanon had een lichtend voorbeeld moeten zijn.

Libanon maakte echter de indruk dat het slechts in naam een staat was. Parlementaire verkiezingen werden er vaak uitgesteld omdat de strijdende partijen het niet eens konden worden over de kieswet. Demissionaire regeringen waren in Libanon eerder de regel dan de uitzondering. Het benoemen van een president was iedere keer opnieuw een drama.

Toen de Verenigde Staten in 2003 in Irak het Baathregime omverwierpen om hier de democratie te introduceren, hadden ze dus kunnen weten hoe dit politieke systeem kan uitpakken in dit deel van de wereld.

Veel politiek analisten maken zich momenteel zorgen over de groeiende invloed van Iran in het Midden-Oosten, waarbij ze steevast verwijzen naar Syrië en Jemen. In deze beide landen is duidelijk de lange militaire arm van Teheran zichtbaar. De toenemende rol van Iran in de regio manifesteert zich paradoxaal genoeg echter vooral in Libanon en Irak, die worden geacht democratisch te zijn.

Libanon had op 6 mei voor het eerst in bijna tien jaar parlementaire verkiezingen, die met vlag en wimpel werden gewonnen door de sjiitische Hezbollah. Die overwinning werd ook in Teheran gevierd.

Nauwelijks een week later was Irak aan de beurt. Iedereen had verwacht dat de zittende premier Abadi er met de overwinning vandoor zou gaan. Het was immers onder leiding van Abadi dat Islamitische Staat (IS) uit Mosul werd verdreven. Als klap op de vuurpijl werden de Koerden na hun mislukte referendum over onafhankelijkheid uit Kirkuk verjaagd. Twee triomfen die Abadi had getracht te verzilveren. Washington had daarom al zijn kaarten op premier Abadi gezet.

Na de verkiezingen bleek echter dat Abadi zich tevreden moest stellen met een derde plaats. De sjiitische geestelijke Muqtada al-Sadr won namelijk de verkiezingen. Bepaald onheilspellend was dat Hadi al-Amiri als tweede eindigde. Amiri spreekt vloeiend Farsi en wordt beschouwd als dé man van Iran in Bagdad.

Nadat IS in 2014 zijn kalifaat had uitgeroepen, vaardigde de Iraanse ayatollah Sistani een fatwa uit waarin hij Irakezen aanspoorde om IS te bestrijden. In het sjiitische kamp werd toen de Volksmobilisatie opgericht, die zou uitgroeien tot een militie van meer dan 100.000 strijders. Deze volksmilitie doorliep vervolgens in enkele jaren een proces waar de Libanese Hezbollah decennia over had gedaan. Ze ontwikkelde zich in Irak tot een parallel leger dat de politiek in Bagdad wilde gaan bepalen.

Om dit te realiseren had Hadi al-Amiri, die een commandant van de Volksmobilisatie was, de Fatah-alliantie opgericht, die deelnam aan de verkiezingen op 12 mei. En met succes, want ze bereikte een tweede plaats. Amiri en Muqtada al-Sadr werken thans samen om een regering te formeren die vrijwel zeker antiwesters is.

Iran heeft dus opnieuw een doelpunt gescoord, en wel in Iraakse stembureaus. Meer democratie in de Arabische wereld blijkt dus vaak een hachelijke zaak.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer