Halsema vaart eigen koers in aanpak radicalisering
De Amsterdamse burgemeester Femke Halsema wil niet in zee met orthodoxe en salafistische islamitische organisaties. Dat schreef ze woensdag aan de gemeenteraad.
Met dit besluit wijkt Halsema af van de lijn die haar voorganger Van Aartsen had ingezet. Die kreeg veel kritiek toen hij zei dat Amsterdam jonge moslims de hand moet reiken als zij hun „richtsnoer en vastigheid” zoeken bij salafistische moskeeën. Ook kondigde hij in een brief van 21 juni een onderzoek aan naar samenwerking met orthodoxe en salafistische organisaties. Dat is nu dus van de baan.
In de brief komt Halsema, die vorige maand aantrad als burgemeester, met een eigen visie op radicalisering. Later dit najaar komt ze met een „uitgewerkt en aangepast programma voor de komende jaren.”
Een andere maatregel die Halsema wil nemen, is de aanscherping van het integriteitsbeleid. Vorig jaar kwam de afdeling radicalisering en polarisatie onder vuur te liggen toen bleek dat een beleidsmedewerker had gefraudeerd. De burgemeester wil nu extra eisen formuleren voor medewerkers die met „heel vertrouwelijke informatie” omgaan en de screening van personeel aanscherpen.
Omdat het aantal meldingen van radicalisering in 2017 en 2018 is afgenomen, gaat de gemeente onderzoeken of het Meld- en Adviespunt Radicalisering wel bekend genoeg is.
Verder gaat Amsterdam het „bestuurlijke instrumentarium” tegen het licht houden. Hiermee doelt Halsema op de mogelijkheden van de gemeente om „sprekers met een radicale, jihadistische boodschap” te weren en het tegengaan van buitenlandse financiering van moskeeën. Soms zou de gemeente stevige maatregelen willen nemen. De burgemeester gaat inventariseren of aanpassing gewenst is.
Halsema ging ook kort in op mediaberichtgeving over het Amsterdamse radicaliseringsbeleid. Zo stelde de NRC dat Amsterdam niet meer weet wie er geradicaliseerd is. Halsema zegt dat na deze publicatie alle cases nog eens zijn nagelopen. „Op geen enkel moment zijn de betrokken personen uit het zicht van één van de driehoekspartijen geweest of is de veiligheid in het geding geweest.”
Opvallend in de brief is dat Halsema de vinger legt bij „de bestuurlijke gewoonte om radicalisering en polarisatie in één adem te noemen.” Met polarisatie hoeft volgens haar niets mis te zijn. „Heftig en soms onverzoenlijk meningsverschil hoort thuis in onze democratische rechtstaat en in onze vrije stad.” In plaats van „polarisatie” spreekt Halsema liever van „extremisme.”