Zomerprotesten Irak bereiken zelfs Bagdad
Het spandoek in Basra sprak boekdelen: ”2,5 miljoen olievaten per dag. 70 dollar per vat. 2.500.000 x 70 = 0. Sorry Pythagoras. We zijn hier in Basra.”
Met deze boodschap drukte het volk in de Zuid-Iraakse stad niet alleen teleurstelling uit. Het gaf ook iets aan van de kloof tussen de kiezer en de gekozene.
Bij de parlementsverkiezingen half mei was de opkomst in Basra extreem laag. Slechts 12 procent van de kiezers nam de moeite om naar het stemhokje te komen; een teken aan de wand.
Basra ligt diep in het sjiitische zuiden en vormt het kloppende hart van de Iraakse olie-industrie. De inwoners van Basra merken hier echter niets van. Ooit werd de stad omschreven als het Venetië van het oosten, maar door decennialang wanbeleid is Basra nu volkomen verpauperd.
De inwoners van Basra hebben net als de rest van Irak slechts enkele uren per dag elektriciteit. En dat terwijl de temperaturen in de zomer oplopen tot 50 graden, waardoor airconditioning tot de eerste levensbehoeften hoort.
Nog nijpender is echter het gebrek aan schoon drinkwater en de afwezigheid van de meest basale overheidsdiensten.
De regering in Bagdad besteedde aanvankelijk weinig aandacht aan de demonstraties van de bevolking, omdat er in Irak iedere zomer protesten uitbreken. De demonstraties bleken dit jaar echter een heel ander karakter te krijgen.
De protesten bleven niet beperkt tot de stad Basra, maar verspreidden zich als een olievlek over heel zuidelijk Irak, om ten slotte zelfs de hoofdstad Bagdad te bereiken. Premier Abadi reageerde met zijn beproefde recept: hij beloofde 10.000 nieuwe banen en hervormingen. Maar niemand leek hem nog te geloven.
Naarmate de protesten voortduurden, werden ze grimmiger. Aanvankelijk begonnen de demonstraties als een aanklacht tegen belabberde levensomstandigheden, maar gaandeweg ging het om het hele politieke establishment.
De Iraakse regering nam haar toevlucht tot het blokkeren van internet en sociale media en stuurde militaire eenheden naar het zuiden. Bij botsingen met ordetroepen vielen tientallen doden, wat de volkswoede slechts verhevigde.
De onrust is echter niet beperkt het zuiden van het land. De opkomst bij de parlementsverkiezingen op 12 mei kwam niet boven de 44 procent, wat historisch laag is. De partij van premier Abadi verloor en de radicale sjiiet Muqtada al-Sadr bleek de grote overwinnaar. Ook de noodzakelijke hertellingen deden het politieke vertrouwen geen goed.