Wie op Sint Eustatius niet naar kerk ging, kreeg een boete
Toen de Joden op het eiland Sint Eustatius in 1739 een zeer fraaie stenen synagoge bouwden, wilden de gereformeerden een nog groter bedehuis. Het lukte de veel kleinere gemeente pas jaren later om de nieuwe kerk te realiseren. Van beide gebouwen resten nu nog slechts ruïnes.
Ooit was Sint Eustatius een bruisend handelsoord; nu is het een wat ingeslapen eiland. ”Statia”, wordt het liefkozend genoemd.
In het ruisen van de branding in de Oranjebaai, bij Oranjestad, fluistert het verleden. De golven slaan stuk op wat eens de kade van een drukke haven was. Er liggen nog resten van fundamenten van woonhuizen, riskant dicht bij de zee gebouwd. Vooral bij laagwater komt er veel boven. Zoals de oude stadsmuur. Graaf met je blote handen in het zand en je vindt vaak wel wat: historisch glas, potscherven of resten van spiegeltjes en kralen uit de slavenhandel.
Bij de stadsmuur was het in de 18e eeuw een drukte van belang. Het moet een kleurig schouwspel zijn geweest: Zeeuwen, Fransen, Spanjaarden, Joden, Turken, Grieken; ieder in eigen klederdracht.
Boete
De commandeurs Johan Heyliger en Jan de Windt bouwden op Sint Eustatius een ring van forten, kustbatterijen en verschansingen. Met handel werd goud geld verdiend, het was ”The Golden Rock”. Bekenden Nederlandse zeevaarders zoals luitenant-admiraal Michiel Adriaanszoon de Ruyter uit Vlissingen kwamen hier ook.
De West-Indische Compagnie (WIC) uit Zeeland was sinds 1636 heerser op Sint Eustatius. Stoere calvinisten, die van de plaatselijke gezagsdragers op Statia eisten dat zij voor het geestelijk welzijn van de kolonisten zorg droegen. Wie op zondag niet naar de kerk ging, kreeg een boete. Als aankondiging van de viering van het heilig avondmaal hees de commandeur de vlag op Fort Oranje. Van een scheiding tussen kerk en staat was geen sprake.
Achthoekig dak
Nadat eerdere houten Nederduits gereformeerde bedehuizen door orkanen waren verwoest, verrees in 1775 een nieuw stenen gevaarte van 27 meter lang en 10 meter breed. Boven op het stenen deel –dat nog te bewonderen is– rustte een houten achthoekig dak. In totaal was het geheel 21 meter hoog. Het uurwerk in de toren had aan alle vier zijden een wijzerplaat. Kerk en toren waren witgepleisterd, het torendak was blauw. Vanaf het eiland Saba was de kerk met het blote oog te zien.
Uit beschrijvingen van bezoekers blijkt dat het gebouw vanbinnen een sombere indruk maakt. Er waren geen versieringen, een orgel ontbrak en de hoge vaste banken waren donker geverfd. Eind 18e eeuw verruilde de intussen Christian Reformed Church genoemde kerk geleidelijk de Nederlandse taal voor het Engels.
Kwijnende ziekte
Naast de ruïne van het bedehuis ligt een fraaie begraafplaats. Er zijn meer dan 110 grafmonumenten te zien, eenvoudige maar ook bijzonder uitbundige exemplaren. Je treft er oude graven aan met namen van families als De Windt, Heyliger en De Veer; namen die nog steeds voorkomen op Aruba en Curaçao.
Heel oude grafteksten zijn soms nog leesbaar: „Dese graftombe is opgerecht door Ionnes Heyliger Abrahamszoon, ouderling Anno 1770, Saligh syn de dooden die in den Heere sterven, van nu aen: Ia segt de Geest opdat sy rusten mogen van haeren arbeyt ende haeren wercken volgen met haer. Jesus seyde ick ben de opstandinge ende het leven…” Ook Jan de Windt ligt er begraven, hij was de gouverneur die de Amerikaanse onafhankelijkheidsstrijders voorzag van wapens. De Windt overleed in 1775 „aan eene kwynende ziekte”, in de leeftijd van 58 jaar.
De oudste grafmonumenten dateren uit 1762, de jongste zijn van een paar jaar geleden; er wordt dus nog steeds begraven. Hoewel de beroemde admiraal Crul hier ook moet liggen, is zijn graf niet meer te vinden. We moeten het doen met een gedenkplaat. Over het verdwenen graf van Crul schreef iemand in 1917: „Geen steen herinnert de wereld aan zijn heldenmoed, maar wat nood, want de wereld komt hier niet, de dooden slapen hier met zichzelven alleen.”
Synagoge
Ook de ruïne van de synagoge staat er nog, prachtig geconserveerd. Zowel deze als die van de Dutch Reformed Church wordt af en toe gebruikt als decor van religieuze bijeenkomsten, zoals een bar mitswaviering, of bruiloften. Dat zijn levendige momenten op een, zoals gezegd, enigszins ingeslapen eiland.
Telde Sint Eustatius rond 1790 nog ongeveer 10.000 bewoners; vandaag de dag zijn dat er nog amper 3000. Van de bevolking is 83 procent kerkelijk. Bijna een kwart van hen is rooms-katholiek, ruim een op de vijf rekent zichzelf tot de methodisten en een op de zes behoort tot de adventisten.
Synagoge met hinderwetvergunning
In 1660, zo weten we, ontmoet een zekere Abraham Israël Henriquez zijn Joodse geloofsgenoot David Seraiva op het eiland Sint Eustatius. Daar wappert dan al de Nederlandse vlag.
Beide mannen stammen af van Spaanse en Portugese Joden die vanaf 1492 op de vlucht gaan voor de rooms-katholieke koningen. Deze vluchtelingen zijn van harte welkom in de Nederlandse bezittingen in Suriname en op Curaçao en St. Eustatius. Daar bruist de handel, en de vaak Spaans-, Portugees- en Nederlandssprekende Joden hebben door hun talenkennis een streepje voor. Gereformeerde Hollanders en Zeeuwen, eigenaren van de West-Indische Compagnie (WIC), zien in de Joden bovendien een bondgenoot tegen de gezamenlijke vijanden: de Rooms-Katholieke Kerk en de Spaanse koningen.
In 1738 geven de Staten-Generaal in Den Haag aan de Joden een bouwvergunning af voor een eigen synagoge, zij het wel onder de voorwaarde „dat de godsdienstoefeningen van de Joden die van de christenen niet zouden hinderen.” Een beetje buiten gehoorafstand dus.
Joodse burgers krijgen zelfs vrijstelling van de burgerwacht op sabbat. Ook hebben zij stemrecht voor de verkiezing van leden van de lokale volksvertegenwoordiging.