„Het is allemaal zo onwerkelijk”
Voor zestien Nederlandse jongeren verliep hun voorgenomen (werk)vakantie in Roemenië geheel anders dan ze zich hadden voorgesteld. Al op de heenweg donderdagavond laat kwamen twee van hen om bij een ernstig verkeersongeluk op de A57 richting Keulen. Corneli Bernouw (20), een van de overlevenden, vrijdagmiddag op de terugweg naar Nederland: „Er kan altijd wat gebeuren, maar nooit sta je er bij stil dat het ook jezelf kan treffen.”
Om halftien donderdagavond vertrekken ze uit Ridderkerk. Zestien jongeren met twee achtpersoonsbusjes, via de A57 richting Keulen. Voor het overgrote deel zijn de jongeren afkomstig uit de gereformeerde gemeenten van onder meer Brakel, Nieuw-Beijerland, Zeist, Ridderkerk en Leerdam.
Rond de klok van halftwaalf haalt het voorste busje plotseling met hoge snelheid een langzamer rijdende auto in. De bestuurder van het achterste busje ziet de auto te laat, probeert nog uit te wijken, maar verliest daarbij de macht over het stuur. Het voertuig slaat over de kop. De 21-jarige Linette van Beek uit Brakel en de 23-jarige Maurits IJzerman uit Nieuw-Beijerland komen om. Eén gewonde ligt in kritieke toestand in een Duits ziekenhuis. Vijf anderen raakten lichtgewond.
Corneli Bernouw zat in het eerste busje. „Met twee busjes reden we achter elkaar aan. Wij haalden een auto in die nogal langzaam voor ons reed. Op een gegeven moment zagen we het busje dat heel de weg achter ons reed niet meer. Even later kwam er een auto met Nederlands kenteken achter ons aan die ons waarschuwde met lichtsignalen. We zijn gestopt en de automobilist vertelde ons dat hij gezien had dat de tweede bus bij de inhaalmanoeuvre over de kop was gevlogen. We schrokken enorm en zijn direct teruggegaan.”
Eenmaal op de plek van het ongeval troffen Corneli en haar vrienden een huiveringwekkend tafereel aan. „Allemaal brandweerauto’s, ziekenwagens en zwaailichten. Het busje stond in de bosschages en was zwaar beschadigd. Bagage van onze vrienden lag her en der verspreid. We zijn in de auto blijven zitten, omdat we toch niks konden doen. Een meisje uit onze bus is wel naar buiten gegaan, omdat ze wist dat haar broertje in het verongelukte voertuig zat. De politie hield ons constant op de hoogte. Al snel werd duidelijk dat de hulpdiensten niets meer konden doen voor Maurits en Linette. Zij waren volgens de politie waarschijnlijk op slag dood.”
Linette was een dorpsgenootje van Corneli. „Maurits kende ik al van een eerdere werkvakantie. Zelf had ik Linette uitgenodigd om dit jaar ook eens mee te gaan. En dan gebeurt dit.”
Corneli is positief over het optreden van de politie en de andere hulpdiensten. „We zijn ’s nachts in een brandweerkazerne opgevangen. De politie heeft zelfs een pastoor laten halen die met ons gepraat heeft. Ook hebben we veel steun ervaren van de medewerkers van slachtofferhulp.”
Later in de nacht mochten Corneli met de andere niet-gewonde overlevenden hun omgekomen vrienden zien. „Zij waren opgebaard in een kapelletje dat bij een begraafplaats lag. Het is allemaal zo onwerkelijk. Alles dringt denk ik nog maar half tot me door. We zijn tot nu toe ontzettend druk geweest met bellen naar onze families, naar ouderlingen en naar de dominee. Onze ouders hebben ons hier opgehaald en nu zijn we in de auto op weg naar Nederland”, vertelt Corneli aan het begin van de vrijdagmiddag via de mobiele telefoon.
De groep is voor Corneli een belangrijke steun. „We moeten gewoon heel veel contact met elkaar houden om dit te kunnen verwerken.”
De (werk)vakantie was een eigen initiatief van de jongeren. Ze hadden contact met de Nederlandse evangelist G. Steenbergen in het Roemeense Ostrovul Corbului, een afgelegen plaats tussen Timisoara en Boekarest. De jongeren zouden gedurende drie weken gaan werken in onder meer een kindertehuis. De familie Steenbergen wordt in het levensonderhoud en werk gesteund door onder meer de Stichting Hulp Oost Europa en de hervormde gemeente van Waarder.